In Kapitel 1 en 2 hebben we behandeld:
- persoonlijk voornaamwoord (ich, du enz. enz.)
- werkwoord sein ( ich bin, du bist enz. enz)
- werkwoord haben ( ich habe, du hast enz. enz)
K4 gaat over het vervoegen van werkwoorden in tegenwoordige tijd (en dan vooral zwakke werkwoorden)
Belangrijk is dat je de Grammatik van K1 en K2 kent en/of opnieuw leert want dit komt terug op de toets van K4.