4.1 t/m 4.4

VERHOUDING
4.1 Maatschappelijke ladder
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

VERHOUDING
4.1 Maatschappelijke ladder

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
Wat bedoelden we ook alweer met:

- Maatschappelijke ladder
- Sociale mobiliteit
- Positietoewijzing
- Positieverwerving

Slide 2 - Tekstslide

KIJKVRAGEN
  1. Wat zijn twee voorwaarden om op een bepaalde plek op de maatschappelijke ladder te komen?
  2. Wat betekent 'sociale status'?
  3. Hoe wordt deze 'sociale status' bepaald?
  4. Welke vier factoren zorgen voor verschillen in kansen op de maatschappelijke ladder?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Agrariër
Makelaar
Automonteur
Fysiotherapeut
Kapper
Verpleegkundige
Secretaresse
Verloskundige




Tandarts
Politieagent
Dierenarts
Kok
Rechter
Chirurg
Begrafenisondernemer
Piloot

Slide 5 - Tekstslide

Agrariër (#81)
Makelaar (#34)
Automonteur (#97)
Fysiotherapeut (#29)
Kapper (#83)
Verpleegkundige (#42)
Secretaresse (#71)
Docent (#43)




Tandarts (#17)
Politieagent (#47)
Dierenarts (#19)
Kok (#75)
Rechter (#2)
Chirurg (#1)
Begrafenisondernemer (#72)
Piloot (#8)

Slide 6 - Tekstslide

VERHOUDING
4.2 Mobiliteit op de maatschappelijke ladder

Slide 7 - Tekstslide

Sociale mobiliteit betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 8 - Quizvraag

Mobiliteit
Verticale mobiliteit
  • De stijging of daling op de beroeps- of sociale ladder

Horizontale mobiliteit
  • De beweging van de ene naar de andere positie binnen dezelfde sociale laag

Slide 9 - Tekstslide

Mobiliteit per generatie
Inter-generationele mobiliteit: 
  • Mobiliteit t.o.v. je ouders

Intra- generationele mobiliteit:
  • Mobiliteit t.o.v. je eigen loopbaan

Slide 10 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid - India
Kasten

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Mannen en vrouwen zijn gelijk
Dit is een belangrijke wet in Nederland. 
Het betekent dat mannen en vrouwen dezelfde rechten hebben.
Voorbeelden:
  •     Mannen en vrouwen mogen stemmen.
  •     Mannen en vrouwen mogen naar school.
  •     Mannen en vrouwen mogen werken.

Slide 13 - Tekstslide

VERHOUDING
4.3 Zwakke positie op de arbeidsmarkt

Slide 14 - Tekstslide

Positie op arbeidsmarkt
Relatief slechte positie op de arbeidsmarkt blijkt uit:
  • Relatief grote werkloosheid
  • Laag percentage met hogere functies
  • Veel flexibele arbeidscontracten
  • Geringe kans op maatschappelijke stijging

Slide 15 - Tekstslide

Positie op arbeidsmarkt
Positie op de arbeidsmarkt wordt bepaald door: 
1. Verandering in het soort functies
2. Formele criteria: leeftijd, ervaring, diploma's, etc
3. Informele sociale criteria: prestatiegericht, betrouwbaar, etc.

Slide 16 - Tekstslide

Welke groepen hebben een slechte positie op de arbeidsmarkt?

Slide 17 - Woordweb

VERHOUDING
4.4 Sociale uitsluiting

Slide 18 - Tekstslide

VRAAG
Leg uit hoe een sterke mate van sociale cohesie kan leiden tot sociale uitsluiting. Gebruik in je antwoord:
- Kernconcept sociale cohesie
- Begrippen in-group en out-group (2p)

Slide 19 - Tekstslide

ANTWOORD
Een sterke mate van sociale cohesie kan leiden tot sociale uitsluiting, omdat ...

Slide 20 - Tekstslide

ANTWOORD
Een sterke mate van sociale cohesie kan leiden tot sociale uitsluiting, omdat wanneer personen sterk het gevoel hebben een groep te zijn of daarbij te horen, dan zullen ze niet snel andere mensen in de groep erbij willen hebben die afwijken van de groepsnormen. Zo ontstaat er dus een in-group (degenen die erbij horen). De out-group (degenen die er niet bijhoren) worden zo dus door de in-group uitgesloten.

Slide 21 - Tekstslide

Sociale uitsluiting
Sociale uitsluiting is het proces waarin personen geïsoleerd en afgesloten raken van de maatschappij.

Slide 22 - Tekstslide

Sociale uitsluiting
Vier componenten om de mate van sociale uitsluiting vast te stellen:
  1. Beperkte politieke en sociale participatie
  2. Beperkte normatieve integratie
  3. Materiële deprivatie
  4. Geringe toegang tot sociale grondrechten

Slide 23 - Tekstslide

(1) Beperkte sociale en politieke participatie
Mensen leven door sociale uitsluiting in een sociaal isolement. 

Hoewel mensen die geen werk hebben, meer tijd over hebben, hebben ze wel minder mogelijkheden (financieel, gezondheid). 

Vaak is de (politieke) interesse lager waardoor ze minder snel participeren in de politiek of sociaal betrokken zijn.

Slide 24 - Tekstslide

(2) Beperkte normatieve integratie
Beperkte naleving van de gangbare normen en waarden in de samenleving. 

Hierdoor leg je jezelf veel beperkingen op.
- Bijv. een zwakkere arbeidsethos (werkinzet) of minder strakke normen.

Slide 25 - Tekstslide

(3) Materiële deprivatie
Te weinig geld om in je primaire 
levensbehoeften te kunnen voorzien.

Met een inkomen verwerven mensen:
1. Primaire levensbehoeftes (eten, drinken, etc.)
2. Maatschappelijke status (bijv. op vakantie gaan)

Slide 26 - Tekstslide

(4) Slechte toegang tot sociale grondrechten
Rechten die burgers hebben en waar de overheid voor moet zorgen.

Denk aan: 
- Huisvesting
- Onderwijs
- Gezondheidszorg

Slide 27 - Tekstslide

Guess who's back?
Zowel de kwetsbare positie op de arbeidsmarkt (par. 4.3) als sociale uitsluiting (par. 4.4) kunnen het gevolg zijn van positietoewijzing en positieverwerving.

Slide 28 - Tekstslide