Meervoud op -s, -en en -ën

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

H6 Taalverzorging: Meervouden

Agenda:

Leerdoel

Voorkennis

Uitleg

Controle leerdoel

Zelfstandig werken

Leerdoel

Aan het einde van de les:

weet je hoe je meervouden op -s, -en en ën maakt.

Voorkennis:
Kijk om je heen. Noteer zo veel mogelijk dingen waarvan je er twee of meer ziet. Bijvoorbeeld: ramen, kussens etc.

Zet -s achter het woord

De -s eraan vast: 

sticker – stickers; spelletje – spelletjes; vakantie – vakanties.

Gebruik ’s als je het woord anders verkeerd uitspreekt en na -y: echo – echo’s; taxi – taxi’s; menu – menu’s; ijslolly – ijslolly’s.

Wanneer gebruik je 's?

1. Altijd als je een meervoud maakt op -s
2. Als het woord eindigt op een medeklinker en na -y
3. Als je het woord anders verkeerd uitspreekt en na -y
4. Nooit. Je moet gewoon de klinker verdubbelen.

Zet -en achter het woord

Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tent – tenten; touw – touwen.

Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:

droom – dromen; mug – muggen; druif – druiven; kaas – kazen.

Zet -ën achter het woord

Dit moet bijna altijd bij een woord dat eindigt op -ee of -ie. Bijvoorbeeld:

zee – zeeën; twee – tweeën; knie – knieën.

Welke meervouden zijn goed?

1. Vleermuisen, golven, appelbolen
2. Vleermuizen, golfen, appelbollen
3. Vleermuizen, golfen, appelbolen
4. Vleermuizen, golven, appelbollen

Schrijf het meervoud op van:
asperge

Schrijf het meervoud op van:
taxi

Schrijf het meervoud op van:
druif

Schrijf het meervoud op van:
zee (tip: gebruik ë)

Zelfstandig werken

Ga naar Nieuw Nederlands online;

klik op H6 Taalverzorging: Meervouden;

Maak opdracht 1 t/m 6 (de dubbele opdrachten mag je overslaan.)