Meervoud op -s -en -ën

Lezen
timer
10:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Uitleg meervouden
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Ik kan meervouden die eindigen op -en goed spellen.
  • Ik kan meervouden die eindigen op -en goed spellen.
  • Ik kan meervouden van woorden die eindigen op -ee of -ie goed spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak meervouden
Menu -                                                Cadeaus - 
Knie -                                                  Taxi - 
Lamp -                                                Brief - 
Cadeau -                                            Raam - 

Wat valt op?
Welke categorieën kunnen we maken?

Slide 4 - Tekstslide

menu's
tafels
lampen
cadeaus
taxi's
brieven
ramen

- s
-'s
- en
- ën
-
Meervouden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. 

Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden
Zet -s achter het woord

Bijvoorbeeld: sticker – stickers; spelletje – spelletjes; vakantie – vakanties.
Meestal moet de -s aan het woord vast. 
Gebruik ’s als je het woord anders verkeerd uitspreekt en na -y: echo – echo’s; taxi – taxi’s; menu – menu’s; ijslolly – ijslolly’s.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden
Zet -en achter het woord

Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tent – tenten; touw – touwen.
Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
droom – dromen; mug – muggen; druif – druiven; kaas – kazen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervouden
Zet -ën achter het woord

Dit moet bijna altijd bij een woord dat eindigt op -ee of -ie. Bijvoorbeeld:
zee – zeeën; twee – tweeën; knie – knieën.


Gebruik bij twijfel een woordenboek of woordenlijst.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Meervouden op -s, -en en -ën.
Opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 234.

Klaar?
- Nakijken
- Maak de 'de brug
meestromen'

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies