1mh2 wo 26-05 chapitre 6 bron CDH

objectifs
À la fin du cours...
- ken je de Franse woorden van chapitre 6 weer iets beter
- begrijp je weer iets beter hoe je 'faire' kunt gebruiken
- ken je de zinnetjes, om over sport te praten, weer iets beter
- weet je wat een 'passé composé' is, hoe je hem herkent/vertaalt



1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

objectifs
À la fin du cours...
- ken je de Franse woorden van chapitre 6 weer iets beter
- begrijp je weer iets beter hoe je 'faire' kunt gebruiken
- ken je de zinnetjes, om over sport te praten, weer iets beter
- weet je wat een 'passé composé' is, hoe je hem herkent/vertaalt



Slide 1 - Tekstslide

programme
- voca herhalen/oefenen (controle ex.19)
- bron C - nakijken ex.14
- bron D - nakijken ex.16e, 17
- bron H - herhaling 'avoir' en uitleg 'passé composé'

Slide 2 - Tekstslide

voca herhalen/oefenen
Apprendre
Exercice: er staan steeds 4 Franse woorden in beeld. Wat betekenen de woorden en welke hoort er niet bij? Je hebt steeds 20 seconden.
Cherche l'intrus! 

Slide 3 - Tekstslide

(1/9) Cherche l'intrus!
A
la profession
B
le champion
C
le joueur
D
la personne

Slide 4 - Quizvraag

(2/9) Cherche l'intrus!
A
superbe
B
riche
C
amusant
D
dommage

Slide 5 - Quizvraag

(3/9) Cherche l'intrus!
A
comment
B
très
C
quoi
D
pourquoi

Slide 6 - Quizvraag

(4/9) Cherche l'intrus!
A
faire du foot
B
faire du badminton
C
faire de la natation
D
faire de l'athlétisme

Slide 7 - Quizvraag

(5/9) Cherche l'intrus!
A
la compétition
B
le match
C
court
D
la championne

Slide 8 - Quizvraag

(6/9) Cherche l'intrus!
A
sérieux
B
amusant
C
amoureux
D
contre

Slide 9 - Quizvraag

(7/9) Cherche l'intrus!
A
le week-end
B
il fait chaud
C
le jour
D
tous les jours

Slide 10 - Quizvraag

(8/9) Cherche l'intrus!
A
la vitesse
B
tout le monde
C
le parcours
D
faire du vélo

Slide 11 - Quizvraag

(9/9) Cherche l'intrus!
A
le poids
B
l'entraînement
C
la glace
D
le court de tennis

Slide 12 - Quizvraag

bron C - nakijken ex.14

Slide 13 - Tekstslide

bron D - nakijken ex.16e,17

Slide 14 - Tekstslide

bron H - herhaling 'avoir'
hebben = avoir
ik heb = j'ai                                   wij hebben = nous avons
jij hebt = tu as                             jullie hebben = vous avez
hij heeft = il a                               u heeft = vous avez
zij heeft = elle a                          zij hebben = ils ont
we hebben = on a                      zij hebben = elles ont

Slide 15 - Tekstslide

(1/5) tu as = ?
A
ik heb
B
jij hebt
C
u heeft
D
jullie hebben

Slide 16 - Quizvraag

(2/5) nous avons = ?
A
zij hebben
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij heeft

Slide 17 - Quizvraag

(3/5) elles ont = ?
A
zij hebben
B
ik heb
C
we hebben
D
jij hebt

Slide 18 - Quizvraag

(4/5) j'ai = ?
A
zij hebben
B
jij hebt
C
zij heeft
D
ik heb

Slide 19 - Quizvraag

(5/5) il a = ?
A
ik heb
B
jij hebt
C
zij hebben
D
hij heeft

Slide 20 - Quizvraag

bron H - uitleg 'passé composé
passé composé = voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t.)
bijv.     j'ai dansé = ik heb gedanst
! persoon + vorm van 'avoir' + voltooid deelwoord (-é)

bijv.     nous avons regardé la télé = wij hebben tv gekeken
             tu as gagné?                              = heb jij gewonnen?
             ils ont acheté un pull             = ze hebben een trui gekocht

Slide 21 - Tekstslide

bron H - uitleg 'passé composé
Wat wordt hier gezegd? Wat betekenen de zinnen?
1. J'ai chanté une belle chanson.
2. Les garçons ont joué un jeu.
3. Tu as acheté une nouvelle maison?
4. Elle a cherché son livre de textes.
5. Vous avez donné un cadeau?
6. Nous avons gagné le match.

Slide 22 - Tekstslide

devoirs
apprendre voca ABEF (FN/NF) + bron C (faire) + avoir (TB p.44)
faire ex.21 (werkboek) + ex.22abc (online)

Slide 23 - Tekstslide