1hv4 Quiz H5 Passé composé

Programme
CH5 - Bron D (Grammaire):
Passé composé

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Programme
CH5 - Bron D (Grammaire):
Passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)

Slide 2 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)
J'ai regardé / j'ai chanté / j'ai donné / j'ai fêté

Slide 3 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)
De passé composé (de verleden tijd) bestaat uit 2 delen:

1) Het hulpwerkwoord (een vorm van avoir)
2) Het voltooid deelwoord (hele ww -er +é)

Bv: J'ai cherché - Tu as parlé - Nous avons visité - Ils ont dansé

Slide 4 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)

Onderdeel 1: 
het hulpwerkwoord

Kies de vorm van avoir (hebben) die bij het onderwerp van de zin past. Let op: deze vormen van avoir moet je dus uit je hoofd kennen!
J'ai                      Ik heb
Tu as                  Jij hebt
Il/elle             Hij/zij heeft
On                   We hebben / 
                              men heeft
Nous avons     Wij hebben
Vous avez         Jullie hebben / 
                               u heeft
Ils/elles ont       Zij hebben

Slide 5 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)

Onderdeel 2: 
het voltooid deelwoord

Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal "-er" er af
3. Plak "é" er aan
Voorbeelden:

1. danser                         1. visiter
2. dans                             2. visit
3. dansé                          3. visité

1. parler                            1. regarder
2. parl                                2. regard
3. parlé                              3. regardé

Slide 6 - Tekstslide

Kies de juiste vorm van avoir

On ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir

Vous ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir

J' ....
A
avons
B
ont
C
avez
D
ai

Slide 10 - Quizvraag

J'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
a
avons
ai
avez
as
ont

Slide 11 - Sleepvraag

timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 12 - Sleepvraag

Bij de volgende vragen moet je aangeven of het een présent of een passé composé is. 

Geheugensteuntje:
de passé composé bestaat altijd uit 2 delen 
(het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord)

Slide 13 - Tekstslide

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 14 - Quizvraag

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 15 - Quizvraag

nous habitons
A
présent
B
passé composé

Slide 16 - Quizvraag

elle a regardé
A
présent
B
passé composé

Slide 17 - Quizvraag

nous avons écouté
A
présent
B
passé composé

Slide 18 - Quizvraag

Uit hoeveel delen bestaat de passé composé?
A
1
B
2

Slide 19 - Quizvraag

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 20 - Quizvraag

Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.

Slide 21 - Quizvraag

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 22 - Quizvraag

vous - manger

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 23 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
On (passé composé, passer) __________
A
a passer
B
as passé
C
ont passer
D
a passé

Slide 24 - Quizvraag

Open vragen
In het laatste gedeelte van deze quiz moet je de passé composé zelf kunnen schrijven.

Als je de vormen van avoir nog niet helemaal beheerst, leer deze dan eerst weer uit je hoofd (staan op volgende dia). 

Slide 25 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)

Onderdeel 1: 
het hulpwerkwoord

Kies de vorm van avoir (hebben) die bij het onderwerp van de zin past. Let op: deze vormen van avoir moet je dus uit je hoofd kennen!
J'ai                      Ik heb
Tu as                  Jij hebt
Il/elle             Hij/zij heeft
On                   We hebben / 
                              men heeft
Nous avons     Wij hebben
Vous avez         Jullie hebben / 
                               u heeft
Ils/elles ont       Zij hebben

Slide 26 - Tekstslide

Passé composé (Chapitre 5D)

Onderdeel 2: 
het voltooid deelwoord

Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal "-er" er af
3. Plak "é" er aan
Voorbeelden:

1. danser                         1. visiter
2. dans                             2. visit
3. dansé                          3. visité

1. parler                            1. regarder
2. parl                                2. regard
3. parlé                              3. regardé

Slide 27 - Tekstslide

Voorbeelden
1. Je + danser             --> J'ai dansé
2. Vous + danser       --> Vous avez dansé
3. Tu + écouter           --> Tu as écouté
4. Ils + écouter            --> Ils ont écouté
5. Nous + regarder   --> Nous avons regardé
6. Elle + regarder       --> Elle a regardé

Slide 28 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Je + bavarder

Slide 29 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Elle + jouer

Slide 30 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Tu + commencer

Slide 31 - Open vraag

On regarde la vidéo

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Il + habiter

Slide 34 - Open vraag

Zet in de passé composé:
On + danser

Slide 35 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Tu + chercher

Slide 36 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Il + aimer

Slide 37 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Je + chanter

Slide 38 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Nous + manger

Slide 39 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Elles + porter

Slide 40 - Open vraag

Tâches:
1) Maak de extra opdracht over de passé composé. 
Die krijg je op papier, óf vind je in SOMToday!

2) Klaar? Maak je huiswerk (16 t/m 19) af, ga Voca A en B leren, of doe even iets voor een ander vak.

3) Om 10.40 (1HV1) / 13.50 (1HV5) gaan de opdracht we bespreken.
Ook de online groep doet dan mee.

Slide 41 - Tekstslide

Fin (Einde)
Je bent nu klaar met de oefentoets.
Je hebt nu 2 keuzes:

1) Vond je deze quiz soms best lastig of wil je meer oefenen voor het SO?
Vraag bij de docent om een extra oefening over de passé comp.

2) Kon je bij deze quiz bijna alles moeiteloos invullen?
Ga aan de slag met bron bron F (ex. 23a, 24a t/m d, 25 en 26a).

Slide 42 - Tekstslide