Houtachtige planten hebben stengels die veel hout bevatten. De stengels van bomen en struiken zijn de stammen en takken. Ze worden elk jaar een beetje dikker.
De stam van een boom vormt ieder jaar een laagje hout erbij. Hierdoor wordt de stam dikker. Zo'n laagje hout heet een jaarring. Het oudste hout ligt in het midden van de stam. De jaarring die het laatste is gevormd, ligt het meeste aan de buitenkant. Als een boom vlak boven de grond wordt doorgezaagd, kun je nagaan hoe oud
de boom is geworden. Je moet dan de jaarringen tellen. Soms zijn
de oudste jaarringen heel erg samengedrukt. Dan kun je deze
jaarringen niet meer goed onderscheiden.
Door de jaarringen onderling te vergelijken, kun je meer te weten
komen over de milieuomstandigheden waarin de boom is gegroeid.
Als de milieuomstandigheden gunstig zijn geweest, is de jaarring
breed. Als de milieuomstandigheden ongunstig zijn geweest, is de
jaarring smal. ongunstige milieuomstandigheden kunnen veroorzaakt
zijn door droogte, een bosbrand, een insectenplaag, enzovoort.