In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
17.5 Genregulatie
DNA lab voorbereiden
Maar eerst nog even wat herinneringen ophalen
Slide 1 - Tekstslide
In een cel komen 3 types RNA voor: mRNA, tRNA, rRNA (ribosomaal = onderdeel van het ribosoom). Welke uitspraak is juist?
A
Alleen mRNA wordt gesynthetiseerd door transcriptie
B
Alleen mRNA en tRNA komen tot stand via transcriptie
C
Alle RNA types spelen een rol bij transcriptie
D
De 3 types RNA zijn betrokken bij transcriptie
Slide 2 - Quizvraag
De drieletterige code in tRNA wordt... genoemd
A
Codon
B
Anticodon
C
Triplet
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
ATC is een stikstofbasevolgorde van de coderende streng in het DNA. Hoe ziet het corresponderende triplet eruit in het tRNA?
A
ATC
B
CTA
C
UAG
D
AUC
Slide 5 - Quizvraag
Bij splicing wordt
A
uit pre-mRNA de exons verwijderd
B
uit pre-mRNA de introns verwijderd
C
poly-A caps toegevoegd aan pre -mRNA
D
poly-A caps toegevoegd aan mRNA
Slide 6 - Quizvraag
Genregulatie (17.5)
Genregulatie bij prokaryoten en eukaryoten
Genexpressie
Slide 7 - Tekstslide
Genregulatie / Genexpressie
genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen (activeren en silencing)
genexpressie
tot uiting komen van een gen: gen -> mRNA -> tRNA -> aminozuurvolgorde = eiwit
Slide 8 - Tekstslide
genregulatie / genexpressie
genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen
genexpressie
de informatie van het DNA wordt overgeschreven tot RNA, waarvan de code door translatie kan worden omgezet tot een eiwit
Slide 9 - Tekstslide
doel van genregulatie
* variatie in intensiteit van genexpressie (tot uiting komen)
enzymen nodig voor basisfunctie cel altijd expressie enzymen voor specifieke functie cel niet altijd expressie
* voorkomen van verspilling grondstoffen en energie
Slide 10 - Tekstslide
Regeling genexpressie
1. Chromatinestructuur variëren ->bereikbaarheid voor RNA polymerase (epigenetica)
2. Methylering C bij promotor -> RNA polymerase kan niet hechten (epigenetica)
3. Genregulatie (aan- en uitzetten van genen)
4. Regeling eiwitproductie na transcriptie
Slide 11 - Tekstslide
1. Chromatine structuur variëren
Heterochromatine = dicht -> donker
Euchromatine = los -> licht
Slide 12 - Tekstslide
1. Acetylgroepen -> histon minder positief -> DNA losser -> RNA polymerase kan erbij -> transcriptie
Slide 13 - Tekstslide
2. Methylering C bij promotor -> RNA polymerase kan niet hechten -> gen staat uit
Slide 14 - Tekstslide
2. Methylering C bij promotor -> RNA polymerase kan niet hechten -> gen staat uit
Slide 15 - Tekstslide
1. en 2. stamcellen met verschillend epigenoom
2. DNMT1 methyleert de nieuwe DNA strengen
Slide 16 - Tekstslide
2. Methylering tijdens leven
Slide 17 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk om gen-activiteit te reguleren?
Slide 18 - Open vraag
Kinderen die in de hongerwinter van '44 verwekt zijn, hebben een verhoogde kans op overgewicht, diabetes, hartziekten en schizofrenie. Dit is een voorbeeld van:
A
epigenetica
B
genregulatie
C
genexpressie
D
transcriptie
Slide 19 - Quizvraag
In de levercellen van veel mensen staan de genen voor het enzym alcohol dehydrogenase elk weekend 'aan'. De genen voor het maken van hemoglobine staan standaard 'uit'. Dit is een voorbeeld van...
A
epigenetica
B
genregulatie
C
genexpressie
D
transcriptie
Slide 20 - Quizvraag
genregulatie / genexpressie
genregulatie
het aan- en uitzetten van een gen
genexpressie
de informatie van het DNA wordt overgeschreven tot RNA, waarvan de code door translatie kan worden omgezet tot een eiwit
Slide 21 - Tekstslide
DNA lab
Donderdag 21 september
13-15 uur
grote pauze korter
8e uur biologie valt uit
Slide 22 - Tekstslide
DNA lab voorbereiden
Maak de opdrachten 1 t/m 8
Verdeel de vragen!
Met elkaar bespreken
Slide 23 - Tekstslide
3. Genregulatie
Prokaryoten
Eukaryoten
Examenvraag
Slide 24 - Tekstslide
Regeling genexpressie
1. Chromatinestructuur variëren ->bereikbaarheid voor RNA polymerase (epigenetica)
2. Methylering C bij promotor -> RNA polymerase kan niet hechten (epigenetica)
3. Genregulatie (aan- en uitzetten van genen)
4. Regeling eiwitproductie na transcriptie
Slide 25 - Tekstslide
3. Genregulatie bij prokaryoten
Slide 26 - Tekstslide
In stilte voor je zelf
Examenvraag Aan en uitzetten van genen
Slide 27 - Tekstslide
3. Genregulatie eukaryoten
Slide 28 - Tekstslide
Zoek in Binas de tabel over Genregulatie bij Eukaryoten en bestudeer!
A
71J
B
71H
C
Ik heb Binas, stom genoeg, niet meegenomen...
D
71F
Slide 29 - Quizvraag
7.5 Opdracht 4a (blz. 35)
Slide 30 - Open vraag
7.5 Opdracht 4b (blz. 35)
A
alleen bij de vertering van lactose
B
alleen bij de vorming van tryptofaan
C
bij beide processen
D
bij geen van de processen
Slide 31 - Quizvraag
Opdracht 4 Tryptofaan
Lac-operon
Slide 32 - Tekstslide
4. Regeling eiwitproductie na transcriptie
- Splicing variëren -> ander eiwit
- geen poly-A cap aan mRNA -> translatie vertragen
- mRNA blokkeren -> geen translatie (H.18)
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Telomerase
Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen blijven onbeperkt delen
Telomerase maakt telomeer weer lang
Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
In meeste cellen onderdrukt
Slide 35 - Tekstslide
Filmpje over genexpressie
- zet de snelheid op 1,25 of 1,5 (hij praat nogal langzaam)
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Weer een filmpje: epigenetica
- deze jongen praat heel erg snel
- probeer het toch te blijven volgen, het is bere-interessant!
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Een paar
vraagjes
....om te kijken of jullie
nog een beetje
bij de les zijn!
Slide 40 - Tekstslide
In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul. Welk aminozuur bind aan dit tRNA?
A
Lysine
B
Glutaminezuur
C
Leucine
D
Fenylalanine
Slide 41 - Quizvraag
Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie
Slide 42 - Quizvraag
Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
RNA-polymerase en transcriptiefactoren
B
RNA-polymerase en mRNA
C
Transcriptie factoren en stopcodon
D
mRNA en splicing
Slide 43 - Quizvraag
Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?