genexpressie en genregulatie

genexpressie en genregulatie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

genexpressie en genregulatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doel van genregulatie
* variatie in intensiteit van genexpressie (tot uiting komen)

enzymen nodig voor basisfunctie cel                    altijd expressie
enzymen voor specifieke functie cel             niet altijd expressie

* voorkomen van verspilling grondstoffen en energie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eukaryoot

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Transcriptie (eukaryoot)





De promotor wordt herkend door RNA polymerase door speciale nucleotidevolgorde: 3’-TATAAA-5’ (TATA-box)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie eukaryoot
  • DNA regulatorgenen coderen voor transcriptiefactoren
  • RNA-polymerase kan alleen aan promotor binden als daar transcriptiefactoren aanwezig zijn
  • Regulatorgenen en transcriptiefactoren kunnen elkaar beïnvloeden
  • Cellen specialiseren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enhancer: zorgt ervoor dat RNA polymerase beter bindt aan de promotor en er meer eiwit gemaakt wordt (activatoreiwitten binden aan de enhancers)
Silencer: zorgt ervoor dat RNA polymerase slechter bindt aan de promotor en zorgt voor verlaging van transcriptie
(repressoreiwitten binden aan de silencers) 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA-methylering:
DNA-methylering  is een epigenetisch proces waarbij een methylgroep (CH3-groep) aan cytosine in een CG-groep binnen het DNA-molecuul wordt toegevoegd. Hierdoor verandert de structuur van het DNA, dat dientengevolge veranderd afleesbaar is tijdens bijvoorbeeld een transcriptie. 
Methylering van DNA lijkt een belangrijke rol te spelen bij de ontwikkeling van bepaalde ziekten zoals kanker, doordat het de expressie van bepaalde genen afremt. Proeven met methyleringsremmers hebben in veel gevallen tot remissie geleid.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DNA-methylering doordat er methylgroepen binden aan de stikstofbasen is                                          het DNA niet meer af te lezen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie eukaryoot  stamcellen
Alle +/- 220 celtypen in een volwassen mens zijn ontstaan uit stamcellen - cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd.
Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen kunnen zich onbeperkt blijven delen door het enzym telomerase, wat een telomeer weer langer kan maken.

Typen: Omnipotent/totipotent, pluripotent, multipotent --> zie afbeelding.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telomerase
  • Zaadcelmoedercellen, eicelmoedercellen, stamcellen en kankercellen blijven onbeperkt delen
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

prokaryoot

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat uit)
Genregulatie in een prokaryoot 
(gen staat aan)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OPERON: 
- stuk DNA waarin regulatorgen, promotor en structuurgenen liggen 
- alle genen die vorming van eiwit reguleren 
- alleen bij prokaryoten

REPRESSIE:
- structuurgenen z, y, a
- geen lactose, geen transcriptie
- repressor blokkeert operator
- RNA polymerase geblokkeerd
- regulatorgen codeert voor repressor

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



OPHEFFING REPRESSIE:
- inductor lactose bindt repressor
- repressor kan operator niet meer blokkeren
- RNA polymerase leest structuurgenen z, y, a
- transcriptie van mRNA 
- eiwitsynthese van enzymen voor vertering lactose

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gen altijd aan tenzij genoeg

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 29 hoort bij deze afbeelding. Je ziet hier de structuurgenen die betrokken zijn bij de synthese van tryptofaan. Deze genen worden afgelezen als er niet genoeg tryptofaan in de omgeving is. 
In een cel komen 3 types RNA voor: mRNA, tRNA, rRNA (ribosomaal = onderdeel van het ribosoom). Welke uitspraak is juist?
A
Alleen mRNA wordt gesynthetiseerd door transcriptie
B
Alleen mRNA en tRNA komen tot stand via transcriptie
C
Alle RNA types spelen een rol bij transcriptie
D
De 3 types RNA worden aangemaakt via transcriptie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De drieletterige code in tRNA wordt...
genoemd
A
Codon
B
Anticodon
C
Triplet

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ATC is een stikstofbasevolgorde van het DNA. Hoe ziet het corresponderende triplet eruit in het tRNA?
A
ATC
B
CTA
C
UAG
D
AUC

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Een tRNA bindt aan een stukje van een mRNA molecuul.

Welke code is afgelezen op het DNA om dit stukje mRNA te maken?
A
GAA
B
CTT
C
AAG
D
CUU

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is in de vorige dia sprake van positieve of negatieve terugkoppeling?
A
eh...wat was dat ook alweer?
B
positieve terugkoppeling
C
negatieve terugkoppeling
D
Ik kijk nog even in mijn boek, blz 95....

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kinderen die in de hongerwinter van '44 verwekt zijn, hebben een verhoogde kans op overgewicht, diabetes, hartziekten en schizofrenie. Dit is een voorbeeld van:
A
epigenetica
B
genregulatie
C
genexpressie
D
transcriptie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de levercellen van veel mensen staan de genen voor het enzym alcohol dehydrogenase elk weekend 'aan'. De genen voor het maken van hemoglobine staan standaard 'uit'. Dit is een voorbeeld van...
A
epigenetica
B
genregulatie
C
genexpressie
D
transcriptie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies