Gebruik het verwijswoord
dat als je verwijst naar een het-woord.
Gebruik het verwijswoord
wat alleen als je verwijst naar
1. dat of datgene
2. een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets)
Iets wat je zelf niet kunt, moet je door een ander laten doen.
3. een overtreffende trap (het mooiste, het beste, het kleinste)
Het mooiste wat ik ooit heb gezien, is de scheve toren van Pisa.
4. een hele zin
Het sneeuwt in het westen, wat voor veel vertragingen zorgt bij de NS.