B nakijken Lezen H5


1. Wat is het onderwerp van tekst 1? (1 pt.) 

B. Esther Vergeer Foundation

Waar gaat de hele tekst over? Waar geeft de schrijver informatie over? Niet alleen over Esther Vergeer, maar vooral over haar foundation

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


1. Wat is het onderwerp van tekst 1? (1 pt.) 

B. Esther Vergeer Foundation

Waar gaat de hele tekst over? Waar geeft de schrijver informatie over? Niet alleen over Esther Vergeer, maar vooral over haar foundation

Slide 1 - Tekstslide

2. Wat is het tekstdoel van de tekst? 

C. informeren

De schrijver vertelt iets over Esther Vergeer en haar Foundation. Hij of zij geeft informatie over dit onderwerp.


Slide 2 - Tekstslide

3. Lees regel 1 en 2: 
Esther Vergeer (…) in de geschiedenis. 

x Dit is een feit want het is echt zo, je kunt het controleren. Als je 7 keer goud gewonnen hebt, dan is dat succesvol. 


Slide 3 - Tekstslide

Waarnaar verwijst ‘ze’ in regel 2? 

Ze speelt tennis. Wie speelt tennis? Esther Vergeer.

B. Esther Vergeer

Slide 4 - Tekstslide

5. Waarnaar verwijst ‘dat’ in regel 4? 
Dat zijn de Olympische spelen voor sporters met een handicap. Wat zijn de Olympische spelen voor sporters met een handicap? De paralympische spelen.

‘Dat’ verwijst naar de paralympische spelen.




Slide 5 - Tekstslide

6. Welk woord is de beste deeltitel voor alinea 2 ? 
A. sterker

Het heeft haar op twee manieren sterker gemaakt.
1. Door sport heb ik ontdekt wat ik allemaal nog wel kon (zelfvertrouwen / mentaal)
2. Maar ook heeft het ervoor gezorgd dat ik lichamelijk sterker ben geworden. (fysiek)

Slide 6 - Tekstslide

7. Wat
bedoelt de schrijver met deze zin?  
 In regel 19 tot 21 staat: 
‘De nadruk van deze activiteiten ligt op de leuke
kanten van sport en niet op de handicaps die de sporters hebben.’ 

A. Bij de activiteiten zijn de handicaps van de sporters niet het belangrijkst.

Slide 7 - Tekstslide

8. Welke alinea past het best bij de titel van de tekst? 
Leg uit waarom.

Alinea 3. Daarin wordt uitgelegd wat de Esther Vergeer Foundation doet.

Slide 8 - Tekstslide

9. Schrijf achter ‘inleiding’, ‘kern’ en ‘slot’ de juiste alineanummers

Inleiding      1
Kern          2 en 3
Slot                4

Slide 9 - Tekstslide

10. In regel 1 staat het woord 'inactief'. Welk woorden in alinea 2 betekenen hetzelfde als 'inactief'?
Regel 6: weinig bewegen

Welk woord zit in Inactief?

Actief = bezig zijn

inactief = niet bezig zijn

Slide 10 - Tekstslide

11. In alinea 1 staat: ‘Onderzoekers van het Trimbos-instituut en de VU hebben onderzocht hoe dit komt.’
 a. In welke alinea staat het antwoord op de vraag ‘hoe dit komt’?  
alinea 3 
b. Aan welke zin in die alinea kun je zien dat de schrijver gaat uitleggen ‘hoe dit komt’?
De onderzoekers hebben nagedacht over de reden waarom sporten goed is voor de geestelijke gezondheid.

Slide 11 - Tekstslide

12. Waarnaar verwijst ‘ze’ in regel 8?’

 C. jongeren die weinig bewegen en sporten

Ook laten ze vaker agressief gedrag zien.
Wie laten vaker agressief gedrag zien? Jongeren die weinig bewegen en sporten.

Slide 12 - Tekstslide

13. Wat is het onderwerp van de tekst?


Vakantiewerk

Slide 13 - Tekstslide

14. Waarnaar verwijst ‘hierin’ (r. 6) ?
 
Hierin staat onder andere in welke periode je werkt… 
Waarin staat onder andere in welke periode je werkt…

Een contract van je werkgever.

Slide 14 - Tekstslide

15. Boven alinea 3 ontbreekt een deeltitel. 
Wat is de beste deeltitel voor alinea 3 en 4 samen?

A. Wat mag je doen?

Slide 15 - Tekstslide

16. In welke zin wordt uitgelegd wat het ‘wettelijk minimumjeugdloon’ is?
 Schrijf de hele zin op. (1 pt.)

Dat betekent dat en werkgever je niet minder mag betalen dan een bedrag dat in de wet is vastgelegd. (r. 25 – r. 27)

Slide 16 - Tekstslide

17. Drie dingen uit tekst 3 die gelden voor 13-jarigen die vakantiewerk
doen.
Drie van deze vijf:
  • alleen bepaalde werkzaamheden verrichten 
  • alleen werken onder toezicht van een volwassenen 
  • niet meer dan 7 uur per dag werken 
  • niet meer dan 35 uur per week werken 
  • werkgever mag zelf bepalen wat hij je betaalt. 

Slide 17 - Tekstslide

18. Wat zijn de belangrijkste tekstdoelen van de tekst? 

B. activeren en informeren

Slide 18 - Tekstslide

19. In regel 4 en 5 staat: 'Ik heb al een oproep in de supermarkt opgehangen voor een oppasbaantje'. 
Is dit een feit of een mening? Leg je antwoord uit. 

 x Dit is een feit want het is echt gebeurd, ze heeft de oproep opgehangen. Dat kun je controleren.

Slide 19 - Tekstslide

20. Welk woord uit het berichtje van Milas geeft het best aan waar zijn bericht over gaat?


C. persoonlijker

Slide 20 - Tekstslide

21. Wie geeft Bibi het advies dat het best past bij wat ze wil: Milas of Pepijn? 
Kies de juiste naam en vul de zin aan. 

x Het advies van Milas want Bibi wil graag oppassen en Milas geeft haar hierover een tip.

Slide 21 - Tekstslide