1KGT Voorbereiding SO Taalverzorging SO hoofdstuk 3

Voorbereiding SO Taalverzorging 
Als je vandaag oplet, dan haal je zeker een voldoende!

Wat is belangrijk?

Meedoen en vragen stellen!

Wil je niet meedoen, dan maak je de opdrachten in Nieuw Nederlands. 

Zorg wel dat anderen kunnen leren, dus ssssttt.... 

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Voorbereiding SO Taalverzorging 
Als je vandaag oplet, dan haal je zeker een voldoende!

Wat is belangrijk?

Meedoen en vragen stellen!

Wil je niet meedoen, dan maak je de opdrachten in Nieuw Nederlands. 

Zorg wel dat anderen kunnen leren, dus ssssttt.... 

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiding SO Taalverzorging 
Wat moet je weten en kunnen?

1. Hoe vind je een persoonsvorm in de zin?
Hoe vind je het onderwerp in de zin?

2, Persoonsvorm schrijven in de tegenwoordige tijd?

3. Wat zijn lidwoorden en zelfstandige naamwoorden?



Slide 2 - Tekstslide

PERSOONSVORM
Hoe vind je het? 
Getalsproef
= Werkwoord in de zin dat verandert
Vraagproef
= Werkwoord dat in ja/nee-vraagzin voorop komt 

Slide 3 - Tekstslide

Kun je hardnekkige vlekken met water verwijderen?

Wat is de persoonsvorm? Pas de getalsproef of vraagproef toe.
A
water
B
vlekken
C
kun
D
verwijderen

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is de p.v. belangrijk?
Als je zinsdelen kunt vinden, weet je hoe je woorden moet schrijven en zinnen moet maken.


Als je weet wat het onderwerp van de zin is dan kun je ook andere zinsdelen vinden.

Slide 5 - Tekstslide

Regel voor het vinden van 
ONDERWERP


bijvoorbeeld: Alleen op zondag eten we soep.
persoonsvorm = [.....]
onderwerp = [….]


vraag: WIE /WAT + persoonsvorm

Slide 6 - Tekstslide

Morgen skiet de koning in zijn beste pak van de berg.
Wie skiet?

Slide 7 - Woordweb

Tijdens de gymles stuiters de bal door het raam.
Wat stuitert?

Slide 8 - Woordweb

persoonsvorm tegenwoordige tijd
Je moet voor de toets weten hoe je dit moet schrijven.
ik-vorm
jij/hij vorm
wij/zij vorm

Extra opletten bij de jij-vorm

Slide 9 - Tekstslide

Hoe schrijf je de wij/zij-vorm van een werkwoord?
REGEL = hele werkwoord

Voorbeeld wij
Wij wandelen niet meer.
Ik en mijn vriendin wandelen niet meer.
Voorbeeld zij
Zij wandelen niet meer.
Mijn opa en oma wandelen niet meer.



Slide 10 - Tekstslide

Hoe schrijf je de ik-vorm van een werkwoord?
REGEL: hele werkwoord -/- en
bijvoorbeeld werk[en] > ik-vorm =werk


Let op 1: Verdubbel de klinker, bij een lange klank. bv. lopen = loop
Let op 2: Haal de medeklinker weg bij korte klank bv. bukken = buk
Let op 3: V > F  en Z > S bv. beloven = beloof en reizen = reis 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je de hij/zij-vorm van een werkwoord?
REGEL: IK-vorm + T
Hij loop.... naar de supermarkt.
De jongen met de tas loop... naar school.

Slide 12 - Tekstslide

LET OP JIJ-VORM = toetsvraag!!!
REGEL jij/je staat vóór het werkwoord:
ik-vorm + t  bv jij loopt

REGEL jij/je staat ná het werkwoord:
ik-vorm bv loop je
Let op: Loopt je/jouw zus naar school?

Slide 13 - Tekstslide

In welke zin is de jij-vorm fout geschreven ?




A
Vind je smakgeluiden ook zo vervelend?
B
Vind je zus smakgeluiden ook zo vervelend?

Slide 14 - Quizvraag

[worden] jij-vorm
[…] jij nooit kwaad op je broer?
A
word
B
wordt

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is de jij-vorm goed geschreven.
A
Jij vliegt naar de regenboog.
B
Vliegt jij naar de regenboog?

Slide 16 - Quizvraag

LIDWOORDEN en ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
Voor de toets moet je

lidwoorden kunnen vinden in de zin.
zelfstandige naamwoorden kunnen vinden in de zin.

Slide 17 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
namen van
mensen
dieren
dingen
plaatsen
planten

Slide 18 - Tekstslide

3 LIDWOOREN
DE 
HET 
EEN 


b.v. De trein van Eindhoven naar Maastricht is de laatste tijd vaak vertraagd door een storing in het netwerk.

Ze horen bij het zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Tekstslide

Vanwege wantoestanden op de operatiekamer moet het ziekenhuis zijn deuren sluiten.
Vanwege [lw|zn|aw]
operatiekamer [lw|zn|aw]
het [lw|zn|aw]
sluiten [lw|zn|aw]

Lidwoord
l.w.
zelfstandig naamwoord
z.n.w.
ander woord
a.w.
Vanwege
Corona
het
de
sluit
ziekenhuis
deuren

Slide 20 - Sleepvraag