Herhaling leesvaardigheid

Herhaling leesvaardigheid
M1, MH1, M2, M3
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling leesvaardigheid
M1, MH1, M2, M3

Slide 1 - Tekstslide

Introductie

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van amuserende teksten?
A
Roman, strip, kort verhaal
B
Nieuwsbericht, instructie
C
Ingezonden brief
D
Reclamefolder, advertentie

Slide 3 - Quizvraag

Welk tekstdoel hoort bij een schoolboektekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Uitleg geven

Slide 4 - Quizvraag

Welke tekstvorm hoort bij het tekstdoel overtuigen?
A
Geboortekaartje
B
Kort verhaal
C
Uitnodiging
D
Ingezonden brief

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noem je een kopje boven een alinea?

Slide 6 - Open vraag

Waar vind je de titel van een tekst?
A
Onderaan de tekst
B
Middenin de tekst
C
Boven de tekst
D
Boven de tweede alinea

Slide 7 - Quizvraag

Bij grondig lezen, lees je de tekst:
A
Helemaal
B
Nog niet
C
Voor de helft
D
Alleen bepaalde onderdelen

Slide 8 - Quizvraag

Een kenmerk van zoekend lezen is:
A
Je bekijkt de tekst: titel, tussenkopjes en plaatjes.
B
Je kijkt de tekst snel door en zoekt het antwoord op een vraag.
C
Je leest de tekst grondig.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het doel van deze poster?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren
D
Uitleg geven

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren
D
Uitleg geven

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Met welke tekstvorm hebben wij hier te maken?
A
Informatieve tekst in krant
B
Informatieve tekst in tijdschrift
C
Poster
D
Brief

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Met welke tekstvorm hebben wij hier te maken?
A
Informatieve tekst in krant
B
Brief
C
Recensie
D
Folder

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel alinea's heeft deze tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 18 - Quizvraag

Zie je tussenkopjes?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Het onderwerp van de tekst noteer je in:
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 20 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 21 - Quizvraag

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 22 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de tekstvorm?
A
Nieuwsbericht
B
Stripverhaal
C
Reclametekst
D
Recept

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het doel van deze tekst?
A
Overtuigen
B
Informeren
C
Uitleg geven
D
Amuseren

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent dat laat me koud?
A
interesseert me niks, daar geef ik niks om
B
daar geef ik heel veel om
C
het doet me heel veel
D
geen van deze antwoorden

Slide 26 - Quizvraag


'Ik griste mijn trui van de vloer en trok hem bliksemsnel aan.'

Wat is de beste betekenis van het woord grissen?

A
stelen
B
vinden
C
afpakken/snel iets weggrijpen
D
aanpakken

Slide 27 - Quizvraag

Bekijk onderstaande video

Slide 28 - Tekstslide

Is de mevrouw in de video neutraal?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

Is de bron betrouwbaar?
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Dit was het einde van de lessonup.

Slide 31 - Tekstslide