11. Grammatica - zinsontleden (formatief)

Formatieve toets zinsontleding

pv, ow, wwg/nwg, lv, mv, bwb, ww uitdrukking
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Formatieve toets zinsontleding

pv, ow, wwg/nwg, lv, mv, bwb, ww uitdrukking

Slide 1 - Tekstslide

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat zijn de juiste zinsdelen?
A
*Ze *vertelden* de man *haar verhaal over haar viendinnen.*
B
*Ze* vertelden* de man *haar verhaal *over haar viendinnen.*
C
*Ze vertelden *de man* haar verhaal *over haar viendinnen.*
D
*Ze *vertelden *de man* haar *verhaal* over haar viendinnen.*

Slide 2 - Quizvraag

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat is de persoonsvorm?
A
Ze
B
de man
C
vertelde
D
haar verhaal

Slide 3 - Quizvraag

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat is het onderwerp?
A
Ze
B
vertelde
C
de man
D
haar verhaal

Slide 4 - Quizvraag

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
vertelde
B
de man
C
haar verhaal
D
over haar vriendin

Slide 5 - Quizvraag

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
de man
B
haar verhaal
C
haar verhaal over haar vriendin

Slide 6 - Quizvraag

Ze vertelde de man haar verhaal over haar vriendin.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
ze
B
de man
C
haar verhaal

Slide 7 - Quizvraag

Voor de voorzittersfunctie lijkt zij de beste kandidaat.
Welk gezegde?
A
wwg
B
nwg

Slide 8 - Quizvraag

Voor de voorzittersfunctie lijkt zij de beste kandidaat.
Wat is het nmg

Slide 9 - Open vraag

Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.
Onderwerp?
A
heeft
B
de dure vaas
C
Tara
D
Gisteren

Slide 10 - Quizvraag

Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.
Bijwoordelijke bepaling?
A
heeft
B
de dure vaas
C
Tara
D
Gisteren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het correcte werkwoordelijk gezegde bij deze zin:
Vorige week heb ik vijf kilometer gewandeld.
A
heb
B
heb gewandeld
C
heb ik gewandeld
D
vorige week

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het correcte gezegde bij deze zin:
Na de sprookjesachtige date hebben de gasten de ober de rekening betaald.
A
wwg
B
nwg

Slide 13 - Quizvraag

Na de sprookjesachtige date hebben de gasten de ober de rekening betaald.
Wat is het wwg

Slide 14 - Open vraag

Na de sprookjesachtige date hebben we de ober de rekening betaald.
Wat voor zinsdeel is "de ober"?
A
pv
B
mv
C
bwb
D
lv

Slide 15 - Quizvraag

Na de sprookjesachtige date hebben we de ober de rekening betaald.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Na de sprookjesachtige date' in deze zin?

Slide 16 - Open vraag

Morgen heb ik geen huiswerk.
Hoe noemen we het zinsdeel 'Morgen' in deze zin?

Slide 17 - Open vraag

De docent legt grammatica uit aan haar klas.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De winnaars gaven de burgemeester een mooi aandenken.

Slide 19 - Open vraag

Mijn buurvrouw heeft een hele lieve hond.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Mijn buurvrouw
B
hond
C
heeft
D
een hele lieve hond

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb mijn oude boeken aan mijn jongere broertje gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
aan mijn jongere broertje
B
broertje
C
mijn jongere broertje
D
jongere broertje

Slide 21 - Quizvraag

Elke donderdagavond eten mijn moeder en ik sushi op de bank.
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 22 - Quizvraag

Mijn beste vrienden wonen aan de andere kant van de stad.
Wat is het onderwerp?
A
beste vrienden
B
de stad
C
Mijn beste vrienden
D
de andere kant van de stad

Slide 23 - Quizvraag

wwg of nwg?
De fiets was snel gerepareerd.
A
wg
B
ng

Slide 24 - Quizvraag

Benoem het gezegde en geef aan of het een wwg of nwg is.
Hij is altijd een deugniet geweest.

Slide 25 - Open vraag

Benoem het gezegde en geef aan of het een wg of ng is.
Mijn oma is altijd optimistisch gebleven.

Slide 26 - Open vraag

Wat er ook gebeurt, bij Van de Burgt trek je altijd aan het kortste eind.
Wat is de werkwoordelijke uitdrukking

Slide 27 - Open vraag