Basiscursus grammatica - herhaling leerjaar 1 (Les 1 grammatica)

Welkom bij Nederlands!

Benodigdheden:
  • Leesboek
  • Werkboek en schrift

Zet alvast klaar:
  • Lessonup
    www.lessonup.com
    Log in met je eigen naam en wachtwoord.
  • Online methode
    Ga naar Magister
    Kies voor leermiddelen
    Kies Ne Talent


timer
2:30
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Benodigdheden:
  • Leesboek
  • Werkboek en schrift

Zet alvast klaar:
  • Lessonup
    www.lessonup.com
    Log in met je eigen naam en wachtwoord.
  • Online methode
    Ga naar Magister
    Kies voor leermiddelen
    Kies Ne Talent


timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Basiscursus grammatica

Slide 3 - Tekstslide

Inhoud
  • Werkwoorden
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
Werkwijze;
  • Check je kennis
  • Uitleg docent
  • Kies je werkvorm

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de/het werkwoord(en) in de onderstaande zin:

Harry heeft op straat gefietst.

Slide 5 - Open vraag

Noteer de/het werkwoord(en) in de onderstaande zin:

Ik zou graag gespeeld hebben.
Alvast aan de slag
Maak oefening 1 'werkwoorden'  uit het werkboek zinsdelen

Slide 6 - Open vraag

Noteer de/het werkwoord(en) in de onderstaande zin:

De gezommen afstand was 5 km.
Alvast aan de slag
Maak oefening 1 'werkwoorden'  uit het werkboek zinsdelen
Alvast aan de slag
Maak oefening 1 'werkwoorden'  uit het werkboek zinsdelen
Alvast aan de slag
Maak oefening 1 'werkwoorden'  uit het werkboek zinsdelen

Klaar:
Kijk je werk na
Ga lezen

Slide 7 - Open vraag

Noteer de/het werkwoord(en) in de onderstaande zin:

De geschreven brief lag nog steeds op het bureau.

Slide 8 - Open vraag

Werkwoord
Alvast aan de slag
Maak oefening 1 'werkwoorden'  uit het werkboek zinsdelen

Slide 9 - Tekstslide

Extra oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin:

Harry fietst op straat
A
Harry
B
fietst
C
op straat

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin:

Wie is de liefste juffrouw van de school?
A
Wie
B
is
C
juffrouw

Slide 12 - Quizvraag

Persoonsvorm (PV)

Slide 13 - Tekstslide

Extra oefenen

Slide 14 - Tekstslide

Beantwoord de vragen over de onderstaande zin:

Voor het proefwerk hebben we goed geleerd.

1. Noteer de persoonsvorm
2. Schrijf alle werkwoorden op uit de zin

Slide 15 - Open vraag

Beantwoord de vragen over de onderstaande zin:

Wie vindt grammatica nog moeilijk?

1. Noteer de persoonsvorm
2. Schrijf alle werkwoorden op uit de zin

Slide 16 - Open vraag

Welke volgorde moet je aanhouden om zinnen in zinsdelen te verdelen?
Zoek de PV en onderstreep deze.
Bekijk de woorden achter de PV.
Ieder woord dat je voor de PV kan zetten en nog een zin vormt, is een zinsdeel.
3
2
1
Alles voor de PV is één zinsdeel

Slide 17 - Sleepvraag

Zinsdelen

Slide 18 - Tekstslide

De bouwvakkers bouwen een huis. 
1
Zet een streep onder de pv
2
Zet de pv tussen | zinsdeelstrepen |
Alles wat vóór de pv staat, is altijd een zindeel. Daar hoef je alleen een streep vooraan te zetten.
3
Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen.
4
Verander de woordvolgorde van de zin.
Alles wat nu voor de pv staat, is weer een zinsdeel.
5
Ga hiermee door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.
  • De bouwvakkers |bouwen| een huis.

  • |De bouwvakkers |bouwen| een huis.


  • een bouwen de bouwvakkers huis.
  • een huis bouwen de bouwvakkers. 
  • |De bouwvakkers |bouwen| een huis.|

Slide 19 - Tekstslide

Extra oefenen

Slide 20 - Tekstslide

Welke volgorde moet je aanhouden om zinnen in zinsdelen te verdelen?
Zoek de PV en onderstreep deze.
Bekijk de woorden achter de PV.
Ieder woord dat je voor de PV kan zetten en nog een zin vormt, is een zinsdeel.
3
2
1
Alles voor de PV is één zinsdeel

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Fatma
moet
hard
lachen

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 23 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde (WG)?

De hele klas kan het onderwerp vinden in de zin.
A
de hele klas
B
vinden
C
kan
D
onderwerp

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Alvaro
zit
met
zijn haar
te
spelen

Slide 25 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde

Slide 26 - Tekstslide

Extra oefenen

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf het onderwerp uit de volgende zin op:

Johan en Pieter hebben de nieuwe Kameleonfilm gezien.

Slide 28 - Open vraag

Schrijf het onderwerp uit de volgende zin op:

Gisteren heb ik een nieuwe broek gekocht.

Slide 29 - Open vraag

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms moet je het zinsdeel naar 2 plaatsen slepen.
wwg
ond
overig
Deze film
begint
over een uur.

Slide 30 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?

De hele klas kan het onderwerp vinden in de zin.
A
klas
B
de hele klas
C
het onderwerp
D
in de zi

Slide 31 - Quizvraag

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Onderwerp
(O)
Persoonsvorm (PV)
Werkwoordelijk gezegde (WG)
Overig
Ik
heb
mijn
opdrachten
nog
niet
gemaakt

Slide 32 - Sleepvraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
ww gezegde
Zin:
Persoonsvorm

Overig
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 33 - Sleepvraag

Onderwerp

Slide 34 - Tekstslide

Elk puzzelstukje van de zin vertelt iets
Wie levert in?

Onderwerp
Wat  wordt er gedaan?

Werkwoordelijk gezegde en PV
Wanneer


Wat lever ik in?

Wat  wordt er gedaan?

Werkwoordelijk gezegde 
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin, ook de persoonsvorm.
Het onderwerp (o) en de PV horen bij elkaar. Ze staan allebei in het enkelvoud of meervoud.

Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde

Bijvoorbeeld: Wie levert in? Antwoord ik
Stappenplan zinsdelen:

1. Onderstreep de pv
2. Zet wg onder de pv en alle                  anderen werkwoorden die er zijn
3. Vraag: wie of wat + wg
     Zet o onder het onderwerp
4. Controleer de rest van de zin, kan je woorden voor de PV plaatsen? Zo ja dat is dan een apart zinsdeel

Grammatica 

Maak oefening onderwerp in je werkboek


Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Terugblik
Zin 1:    De jonge jongens zitten op een bankje in het park 

Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 37 - Tekstslide

Terugblik
Zin 2:    Op het drukke kruispunt is een man gevallen
 

Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 38 - Tekstslide

Terugblik
Zin 3:    Welk boek hebben jullie gelezen?

Onderstreep de persoonsvorm
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 39 - Tekstslide

Terugblik
Zin 4:    Wanneer heeft Danny jou gebeld?

Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 40 - Tekstslide

Terugblik
Zin 2:    Op het drukke kruispunt is een man gevallen.
 
Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 41 - Tekstslide

Terugblik
Zin 1:   De jonge jongens zitten op een bankje in het park. 

Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen


Wie of wat  zitten?  Onderwerp
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 42 - Tekstslide

Terugblik
Zin 2:    'Op het drukke kruispunt is een man gevallen'
 
Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen

Wie of wat is gevallen? Onderwerp (O)
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 43 - Tekstslide

Terugblik
Zin 4:    Wanneer heeft Danny jou gebeld?

Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen

Wie of wat heeft gebeld? Onderwerp (O)
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 44 - Tekstslide

Terugblik
Zin 2:    Op het drukke kruispunt is een man gevallen.
 
Onderstreep de persoonsvorm;
Zet WG onder de werkwoorden
Plaats zinsdeel strepen

Wie of wat is gevallen? Onderwerp (O)
Zinsdelen strepen
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Alles voor de pv is één zinsdeel
3. Staan er andere werkwoorden in de zin? Plaats hier ook zinsdeelstreepjes tussen
4. Herschrijf de zinnen, start met het eerste woord na de PV. 
Persoonsvorm
Het belangrijkste werkwoord in de zin.

Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken, de persoonsvorm komt vooraan;
- de zin in een andere tijd te zetten, de persoonsvorm verandert;
- de zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom, de persoonsvorm verandert. 
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.
timer
1:30

Slide 45 - Tekstslide