EHBO 3TDV les 3 (basisregels EHBO + Rautek + AED reanimeren)

H2 + H3 
Uitgangspunten EHBO +       AED reanimatie
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:

  • Wat de algemene uitgangspunten bij het verlenen van eerste hulp zijn
  • Veiligheid van het slachtoffer, de omstander en de hulpverlener toe te passen
  • Rautekgreep gebruiken
  • Hoe je een AED gebruikt bij een reanimatie.
  • Wanneer je stopt met reanimeren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H2 + H3 
Uitgangspunten EHBO +       AED reanimatie
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:

  • Wat de algemene uitgangspunten bij het verlenen van eerste hulp zijn
  • Veiligheid van het slachtoffer, de omstander en de hulpverlener toe te passen
  • Rautekgreep gebruiken
  • Hoe je een AED gebruikt bij een reanimatie.
  • Wanneer je stopt met reanimeren

Slide 1 - Tekstslide

Quizvragen EHBO les 2

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de vitale organen?
A
hart, lever, nieren
B
hart, hersenen, lever
C
hersenen, longen, huid
D
hart, hersenen, longen

Slide 3 - Quizvraag

Hoever druk je de borstkas in bij borstcompressies?
A
3 tot 4 centimeter
B
5 tot 6 centimeter

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel borstcompressies geef je achter elkaar?
A
15
B
30

Slide 5 - Quizvraag

Tijdens het beademen houd je 2 vingers onder de kin en 1 hand op het voorhoofd van het slachtoffer?
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Door borstcompressies gaat het bloed van het slachtoffer weer stromen?
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Bij een hartstilstand stopt ook de ademhaling?
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Algemene uitgangspunten eerste hulp

1. Let op gevaar.
2. Bel 112 bij een levensbedreigende situatie of als iemand dringend medische hulp nodig heeft.
3. Stel het slachtoffer gerust.
4. Biedt beschutting. Let op onderkoeling of oververhitting.
5. Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit.





Slide 9 - Tekstslide

Let op gevaar >
  • Gevaar kan overal in schuilen. Let daarom, bij hulpverlenen, constant op gevaar voor jezelf en voor het slachtoffer;
  • Neem geen onnodige risico’s en ga pas hulpverlenen als de situatie veilig genoeg is;
  • Als het niet veilig is, bel direct 112 en houd afstand.

Voorbeelden van onveilige situaties zijn
• een verkeersongeluk op de autosnelweg;
• een auto die in brand staat;
• paniek of een vechtpartij, die gewoon doorgaat.




Slide 10 - Tekstslide

Je bent getuige van een ongeval aan een hoogspanningsleiding. Enkele omstanders willen Eerste Hulp verlenen bij het slachtoffer. Wat doe je?


A
ik zorg dat omstanders op een afstand blijven
B
ik houd afstand en kijk hoe anderen EHBO verlenen
C
ik wijs mensen aan en geef ze concrete opdrachten
D
ik wacht tot ik een concrete opdracht krijg vaneen andere hulpverlener

Slide 11 - Quizvraag

Je wilt hulpverlenen aan een slachtoffer
van een verkeersongeval. De airbags zijn
niet open gegaan ondanks een frontale botsing.

Kan je het slachtoffer veilig benaderen in de auto?

A
Ja, airbags worden automatisch gedeactiveerd na een ongeval
B
Nee, als de airbags niet zijn geopend kunnen ze alsnog open gaan

Slide 12 - Quizvraag

Levensbedreigend? > bel 112
Bel altijd 112 bij een levensbedreigende situatie of dringende medische hulp ; In situaties die minder spoedeisend zijn, bel je naar de huisarts of de spoedpost.
De centralist van de meldkamer stelt verschillende vragen: 
  • Wat is er aan de hand;
  • Wat mankeert het slachtoffer;
  • Of het slachtoffer bij bewustzijn is;
  • Welke eerste hulp jij al hebt verleend;
  • Of je het slachtoffer hebt verplaatst;
  • Of er een verandering in de ademhaling is geweest;
  • Of het slachtoffer heeft moeten braken;
  • Of het slachtoffer veel bloed heeft verloren.

Met een mobiele telefoon is het altijd mogelijk 1-1-2 te bellen, ook zonder beltegoed en zelfs zonder SIM-kaart


Slide 13 - Tekstslide

Stel het slachtoffer gerust
Het slachtoffer kan angstig, geïrriteerd of zelfs agressief reageren; ook het zien van veel bloed kan paniek oproepen. Dat doe je door: 

  • het slachtoffer het gevoel te geven dat deze op jou kan rekenen.
  • kalm en vriendelijk te blijven en begrip te tonen voor angst en boosheid.
  • bij het slachtoffer te blijven.
  • naast het slachtoffer te zitten (niet achter hem) zodat je zichtbaar bent.
  • telkens te vertellen wat je aan het doen bent.
  • oogcontact te maken en te vertellen wie je bent.
  • geen uitspraken te doen die je niet kunt nakomen.

Slide 14 - Tekstslide

Je kunt het slachtoffer geruststellen door:
A
Alle mensen die het slachtoffer kent bij het slachtoffer te laten
B
te wachten tot het slachtoffer rustig is en dan gaan helpen
C
je voorstellen, respectvol te handelen, betrokken zijn, kalm en vriendelijkheid uitstralen
D
zeggen dat je 112 gebeld hebt

Slide 15 - Quizvraag

Bied beschutting tegen de weerelementen
Let op onderkoeling of oververhitting.


Gebruik isoleerdeken ui EHBO doos voor onderkoeling en oververhitting


Slide 16 - Tekstslide

Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit

  • Je verplaatst een slachtoffer alleen als hij op een onveilige plaats ligt.
 



  • Je kunt het slachtoffer verplaatsen met de Rautekgreep. Dit is een noodvervoersgreep waarmee je het slachtoffer naar een veilige plek kunt verplaatsen.

Slide 17 - Tekstslide

Waarom moet je een slachtoffer alleen verplaatsen als hij op een onveilige plaats ligt?
A
Dan ziet de professionele hulpverlener precies waar het gebeurd is.
B
Door het slachtoffer te verplaatsen, kan zijn toestand verslechteren.
C
Het kan erg zwaar voor jou zijn om het slachtoffer te verplaatsen.
D
Voor het slachtoffer is het prettig om niet verplaatst te worden.

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer mag je een slachtoffer verplaatsen?
A
Als het slachtoffer een gevaar vormt op de plek waar het zich bevindt
B
Als het slachtoffer niet prettig ligt
C
Als je als hulpverlener liever op een andere plek hulp verleend
D
Nooit!

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

1. Ga dicht achter slachtoffer zitten
2. Armen onder de oksels en pak onderarm slachtoffer horizontaal.
> duimen zijn boven op arm
3. Zak door knieën en til met rechte rug 
4. Loop voorzichtig achteruit en leg slachtoffer rustig neer op veilige plaats
> ondersteun hierbij ook het hoofd!

Slide 21 - Tekstslide

Reanimatie met AED

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer stoppen met reanimeren?
  • Ambulancehulpverleners zeggen dat je mag stoppen.
  • Door vermoeidheid kun je niet meer verder 
  • Je een niet reanimeren-penning, tatoeage of wilsverklaring tegen komt.
  • Slachtoffer beweegt, doet zijn ogen open, ademt normaal.
  • Een ander de reanimatie overneemt (wissel na elke 2 minuten)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide