Zakelijke e-mail

Planning
Lesdoel
Wat weet je al?
Instructie - aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Nakijken
Terugkoppelen lesdoel
Einde van de les
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning
Lesdoel
Wat weet je al?
Instructie - aantekeningen maken
Zelfstandig werken
Nakijken
Terugkoppelen lesdoel
Einde van de les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen formeel- en informeel taalgebruik.

Waarom is dit belangrijk? Zodat je weet welke aanspreekvorm je op welk moment kan gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
- voorbeeld(en)
- welke mensen
- uitleg

Slide 3 - Woordweb

Informeel taalgebruik
- voorbeeld(en)
- welke mensen
- uitleg

Slide 4 - Woordweb

Formeel en informeel taalgebruik
Formeel taalgebruik = een ander woord is zakelijk
- Mensen die je niet kent
- Mensen die veel ouder zijn dan jij

Informeel taalgebruik = een ander woord is persoonlijk
- je vrienden/familie
- mensen die je goed kent

Slide 5 - Tekstslide

Tegen wie zou jij informeel praten en tegen wie zou jij formeel praten? Geef duidelijk aan welk taalgebruik je per situatie gebruikt.

Slide 6 - Open vraag

Een ander woord voor zakelijk is informeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Formeel taalgebruik is altijd beter dan informeel taalgebruik.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Je praat meestal formeel tegen mensen die je niet kent en die ouder zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een informele aanhef is: Geachte heer/mevrouw,
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een formele afsluiting is: Groetjes
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen formeel- en informeel taalgebruik en geef bij beide een voorbeeld in welke situatie je dit zou gebruiken.

Slide 12 - Open vraag