Examen schrijven voorbereiding 2F

Schrijfexamen Nederlands
Voorbereiding


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schrijfexamen Nederlands
Voorbereiding


Slide 1 - Tekstslide

Het examen schrijven
  • Dit examen maak je op een computer
  • Je krijgt 60 minuten de tijd voor het examen (tenzij je recht hebt op toetstijdverlenging, bijv. i.v.m. dyslexie)
  • (oordopjes)

Slide 2 - Tekstslide

Het examen schrijven
2F (niveau 2+3):
Je krijgt 3 schrijfopdrachten (zakelijke e-mail, artikel, formulier, memo, marktplaatsadvertentie etc.) 

3F (niveau 4):
Je krijgt 2 schrijfopdrachten (brief/mail + gericht schrijven)

Slide 3 - Tekstslide

Waar word je
op beoordeeld
bij het examen schrijven?

Slide 4 - Woordweb

Beoordeling van het examen schrijven

  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordenschat en woordgebruik
  • Spelling, interpunctie en grammatica
  • Leesbaarheid

Slide 5 - Tekstslide

Beoordeling uitwerking opdracht





  • Als je alle 6 onderdelen op niveau uitwerkt, scoor je een 6,0 als cijfer
  • 1 onderdeel onvoldoende is een 5,4 
0 punten
Het onderdeel is onvoldoende uitgewerkt
1 punt
Het onderdeel is precies op niveau uitgewerkt
2 punten
Het onderdeel is boven niveau uitgewerkt

Slide 6 - Tekstslide

- Samenhang-
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende voegwoorden (omdat, hoewel, desondanks, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 7 - Tekstslide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Daarnaast spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder heb benoemd, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 8 - Tekstslide

- Doel-
Je kunt in je tekst verschillende doelen combineren, zoals informeren, overtuigen en activeren:

  • Het doel van een sollicitatiebrief is de lezer overtuigen dat jij een geschikte kandidaat bent.
  • Je informeert de lezer over jouw achtergrond en keuze voor dat project.
  • Jouw doel is om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek of in ieder geval om een reactie te ontvangen op jouw brief. 

Slide 9 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."

  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."

  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."

  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 10 - Tekstslide

- Publiek -
Je kunt schrijven voor een bekend en algemeen publiek.
Je past consequent (in)formeel taalgebruik toe dat past binnen de situatie

  • Spreek consequent aan met 'u' en 'uw'
  • Begin brieven met 'Geachte heer / mevrouw,'
  • Is de tekst voor studenten bedoeld? Dan mag je wat informeler zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Goede voorbeelden van afstemming op publiek

"Ik hoop dat u enthousiast bent geworden en dat ik ben
 wat u zoekt. Ik kijk uit naar uw reactie."

Slide 12 - Tekstslide

Minder goede afstemming op publiek

"De reden waarom je voor mij moet gaan is..."

"Mochten jullie behoefte hebben aan meer informatie, dan hoor ik het graag. Ik kijk uit naar jullie reactie!"

Slide 13 - Tekstslide

- Woordgebruik en woordenschat-
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.

Slide 14 - Tekstslide

 - Spelling -
Tips:
  1. Let op het gebruik van hoofdletters aan het begin van een zin, bij namen, bij plaatsen en talen. 

  2. In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar. Wat is de regel?

  3. Controleer in je tekst alle werkwoorden die eindigen op een 't' of een 'd':
    Vervang deze werkwoorden eventueel door 'smurfen' of 'lopen', zodat je goed kunt horen op welke letter het werkwoord moet eindigen. Lees het boekje werkwoordspelling nog eens goed door.

Slide 15 - Tekstslide

- Interpunctie -
Tips:
Controleer of je zinnen met een punt, vraagteken of uitroepteken eindigen.

Punt:
*Aan het eind van een zin schrijf je een punt.

*Er komt geen spatie vóór de punt.

*Als je na de punt op dezelfde regel verdergaat, komt er een spatie tussen de punt en het volgende woord.

*Als de zin eindigt met een afkorting die al een punt heeft, komt er geen tweede punt. 
Dus: tot ziens op 12 mei a.s. 


Slide 16 - Tekstslide

- Interpunctie -
Komma



Een komma is een rustpunt in de zin, vaak een korte pauze bij hardop lezen. Je gebruikt een komma in de volgende gevallen: 
* een komma voor voegwoorden, zoals 'omdat', 'want' en 'hoewel'
*tussen twee persoonsvormen in samengestelde zinnen:
Als je hier de hoek om gaat, kom je bij de bushalte.

Gebruik  geen afkortingen en schrijf getallen t/m tien in letters

Slide 17 - Tekstslide

In welke zin is de interpunctie correct?
A
Studenten die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.
B
Studenten, die weinig colleges volgen, kunnen daar spijt van krijgen.

Slide 18 - Quizvraag

- Grammatica -
Tips:
  1. Lees je zinnen goed na en probeer te 'horen' of de zin klopt.
    Als je het idee hebt dat het raar klinkt, moet je de zin misschien anders formuleren.
    ***Mijn schooljaar zit er bijna op en er komen een zomervakantie met 8 weken.

  2. Iedere zin bevat minimaal één werkwoord: de persoonsvorm en het liefst een onderwerp.
    ***Bijgevoegd ook mijn CV.   >>> dit is geen complete zin.

  3. Een zin eindigt waar je een pauze hoort als je de zin zou oplezen.
    ***In mijn vrije tijd werk ik veel, dit doe ik bij Bas van der Ven Catering. >>> waar pauzeer je?






Slide 19 - Tekstslide

- Leesbaarheid-
  • Je tekst is verdeeld in alinea's
  • Binnen een alinea begin je nooit op een nieuwe regel (maak de regels vol)
  • Je gebruikt op de goede plaatsen witregels tussen de alinea's
  • Als je een artikel of betoog schrijft, staat daar een titel boven en gebruik je tussenkopjes
  • Denk bij een mail aan de vaste indeling (aanhef, alinea's, slotgroet enz.)
  • Als je een zakelijke brief schrijft, dan zorg je dat je de briefconventies
     allemaal correct toepast!

    DOE JEZELF EEN PLEZIER EN LEER DIE BRIEFCONVENTIES/VASTE INDELING MAIL UIT JE HOOFD!!!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

conventies brief 

Slide 22 - Tekstslide

Alle andere opdrachten: 
Artikel, reactie op internet, verslag (onderzoek), marktplaatsadvertentie etc.

Titel
Inleiding (doel+aanleiding)
Middenstuk met tussenkopjes
Slot (doel+afsluiten)

Let op witregels tussen de alinea's

Slide 23 - Tekstslide