P4 samengestelde zinnen

Grammatica: de basis
Zinnen en zinsstructuur
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Introductie

Les over zinnen en zinsstructuur.

Onderdelen in deze les

Grammatica: de basis
Zinnen en zinsstructuur

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoudige zin

  • Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin

  • Zin met twee of meer persoonsvormen

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld enkelvoudige zin
  • Het wordt slecht weer vandaag.
  • Ik ga vandaag naar de Action.
  • Hij kijkt veel naar Star Wars.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld samengestelde zin
  • Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand. 
  • Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daarover op zijn website.

Slide 4 - Tekstslide

Samengestelde zin
  • Bestaat uit twee of meer zinnen.
  • Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 6 - Tekstslide

Voegwoorden

Een samengestelde zin kan een voegwoord hebben. (soms is er geen vw)

- nevenschikkende voegwoorden: deze verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.

VB. en, maar, want, of, dus

- onderschikkende voegwoorden: deze verbinden een hoofdzin en bijzin met elkaar.

Vb. aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, zodat, opdat, terwijl, toen, zodra

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikking voegwoorden

  • En
  • Maar
  • Dus
  • Want
  • of
Onderschikking voegwoorden

  • Aangezien
  • Als
  • Dat
  • Doordat
  • Terwijl
  • Toen
  • etc.

Slide 8 - Tekstslide

Nevenschikking

- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.

- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.

Onderschikking

- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.

- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een bijzin?
  • Je hebt bij een onderschikking te maken met een bijzin.
  • Een bijzin is een zinsdeel in de vorm van een zin. Deze zin heeft een eigen persoonsvorm.

Slide 10 - Tekstslide

Volgorde hoofdzin

-
Persoonsvorm staat vooraan in een zin, naast het onderwerp.
- hier kun je niets tussen zetten (tussen ow en pv).
Volgorde bijzin

- Persoonsvorm staat achteraan.
- Persoonsvorm staat niet naast het onderwerp.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

De docent heeft het uitgelegd en de leerlingen snappen het.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 13 - Quizvraag

Ik ben benieuwd of jullie het snappen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 14 - Quizvraag

De leerling stelde een vraag toen de docent klaar was met uitleggen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 15 - Quizvraag

Noem de 5 nevenschikkende voegwoorden.

Slide 16 - Open vraag

Noem 5 onderschikkende voegwoorden.

Slide 17 - Open vraag

Noem minimaal 3 kenmerken van een hoofdzin.

Slide 18 - Open vraag

Noem minimaal 3 kenmerken van een bijzin.

Slide 19 - Open vraag

Hoofd- en bijzinnen

Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.


Hij gaat morgen naar de dierentuin, want dan is de entree gratis.

Hij gaat morgen naar de dierentuin, omdat de entree gratis is.

Omdat de entree gratis is, gaat hij morgen naar de dierentuin.

Slide 20 - Tekstslide

Kenmerken hoofdzin:

- O en PV staan naast elkaar.



- PV staat op plek 1 of 2 in de zin.


- Elke samengestelde zin heeft een HZ.

- Een samengestelde zin kan twee HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

- O en PV staan niet naast elkaar/ je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.

- PV staat op de laatste of één na laatste plek in de zin.

- Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.

- BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 21 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. hoofdzin + hoofdzin

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. hoofdzin + bijzin

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. bijzin + hoofdzin

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 22 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofd- en bijzinnen:

1. Verander de zin van tijd; dan vind je alle persoonsvormen.

2. Zoek van de zinnen alle persoonsvormen en onderwerpen.

3. Probeer of je tussen de PV en O een woord kunt invoegen.

      - Dat lukt niet: hoofdzin.

      - Dat lukt wel: bijzin.

Slide 23 - Tekstslide

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 24 - Quizvraag

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 25 - Quizvraag

Wie de dader van de moord is, wordt nog niet bekend gemaakt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 26 - Quizvraag

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 27 - Quizvraag

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 28 - Quizvraag

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 29 - Quizvraag