Naamwoorden en lidwoorden
Zelfstandig naamwoorden (zn) zijn bijvoorbeeld: afspraak, beleid, ei, student, trein, vriendschap. Een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Soraya woont in de Vondelstraat.
Zo herken je een zelfstandig naamwoord:
• Voor de meeste zelfstandige naamwoorden kun je de, het of een zetten: de trein, het ei, een afspraak, de Vondellaan.
• Je kunt ze meestal in het meervoud zetten: een afspraak, twee afspraken.
• Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: de afspraak, het afspraakje.
Het bijvoeglijk naamwoord (bn) geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord: een interessante vacature. Soms staan er meerdere bijvoeglijke naamwoorden voor een zn. De bijvoeglijke naamwoorden zijn dan gescheiden door een komma: een verplicht, moeilijk vak. Een bn kan ook achter een zn staan: Mijn stagebegeleidster is erg behulpzaam.
Ook deelwoorden kunnen gebruikt worden als bn: het gebroken glas, de lachende klant.