2022 quiz spelling

KWIS
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

KWIS

Slide 1 - Tekstslide

Welke is fout gespeld?
A
zuiden
B
wolven
C
raport
D
rozen

Slide 2 - Quizvraag

Welke is fout gespeld?
A
komma
B
schroeven
C
kazen
D
getuigge

Slide 3 - Quizvraag

Welke is fout gespeld?
A
gordijnen
B
paketten
C
twijfels
D
kluiven

Slide 4 - Quizvraag

Welke is fout gespeld?
A
bijdrage
B
aardbij
C
blijkbaar
D
vijftien

Slide 5 - Quizvraag

Welke is fout gespeld?
A
weinig
B
terein
C
keihard
D
Eindhoven

Slide 6 - Quizvraag

Welke is fout gespeld?
A
techniek
B
goochelen
C
uitlachen
D
ingtvis

Slide 7 - Quizvraag

Welke is fout gespeld?
A
verwaring
B
stemming
C
teleurstelling
D
lievelingskleur

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de foute spelling.....
A
ijndeloos
B
waterijsje
C
dichterbij
D
vijand

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de foute spelling...
A
bankstel
B
beloning
C
zichtbaar
D
ijgenaar

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van....
A
omelet
B
ommelet
C
ommellet
D
omellet

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling.....
A
solliciteren
B
soliciteren
C
solisiteren
D
solicitteren

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling.....


A
ge-emaild
B
ge-e-maild
C
geëmaild
D
ge-emailt

Slide 13 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?
A
Hij heeft de boel belazerd
B
Hij heeft de boel belazert
C
Hij heeft de boel belazerdt

Slide 15 - Quizvraag

Werkwoordspelling t.t.
Welke zin is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt

Slide 16 - Quizvraag

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?
A
Gisteren begeleide hij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidde hij de vrouw naar huis.

Slide 17 - Quizvraag

Werkwoordspelling t.t.
Welke zin is goed?
A
De bejaarde man verstuurt de brief via e-mail
B
De bejaarde man verstuurd de brief via e-mail
C
De bejaarde man verstuurdt de brief via e-mail

Slide 18 - Quizvraag

Werkwoordspelling
(twee goede antwoorden!)
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Dronten verhuist.

Slide 19 - Quizvraag

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?
A
Hij onthoud bijna niks.
B
Hij onthoudt bijna niks.
C
Hij onthout bijna niks.
D
Hij onhoudt bijna niks.

Slide 20 - Quizvraag

Vorige week (regenen) het de hele dag. (v.t.)
A
regendde
B
regend
C
regende
D
regent

Slide 21 - Quizvraag

Gisteren (wachten) ik wel een uur op de trein. (v.t.)
A
wachtte
B
wachte
C
wacht
D
wachten

Slide 22 - Quizvraag

Gisteren (komen) Marit voor de zoveelste keer te laat. (v.t.)
A
komde
B
kwam
C
komt
D
kwamen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm in de verleden tijd?
A
bereide
B
bereiden
C
bereidde

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

(Worden) .... jij nu 17 of 18?
A
Wordt
B
word

Slide 25 - Quizvraag

Werkwoordspelling

In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?
A
Hij erkent dat ze is verandert.
B
Hij erkent dat ze is veranderd.
C
Hij erkend dat ze is verandert.
D
Hij erkend dat ze is veranderd.

Slide 26 - Quizvraag

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint

Slide 27 - Quizvraag

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quizvraag

Werkwoordspelling.
(beantwoorden)...je die vraag wel goed? (t.t.)
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 29 - Quizvraag

Einde

Slide 30 - Tekstslide