Quiz spelling

Quiz
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling....
A
verassing
B
verrasing
C
verrassing
D
verasing

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling.....
A
onmiddelijk
B
onmiddellijk
C
onmiddenlijk
D
ommiddelijk

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling...
A
interview
B
intervieuw
C
inteview
D
intervew

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling....
A
sierraad
B
zieraad
C
sieraad
D
sieraat

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van....
A
omelet
B
ommelet
C
ommellet
D
omellet

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling.....
A
solliciteren
B
soliciteren
C
solisiteren
D
solicitteren

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoordspelling

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?
A
Hij heeft de boel belazerd
B
Hij heeft de boel belazert
C
Hij heeft de boel belazerdt

Slide 9 - Quizvraag

Werkwoordspelling.
Welke zin is goed?
A
Gisteren begeleide hij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidde hij de vrouw naar huis.

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoordspelling t.t.
Welke zin is goed?
A
De bejaarde man verstuurt de brief via e-mail
B
De bejaarde man verstuurd de brief via e-mail
C
De bejaarde man verstuurdt de brief via e-mail

Slide 11 - Quizvraag

Werkwoordspelling
(twee goede antwoorden!)
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Dronten verhuist.

Slide 12 - Quizvraag

Vorige week (regenen) het de hele dag. (v.t.)
A
regendde
B
regend
C
regende
D
regent

Slide 13 - Quizvraag

Gisteren (wachten) ik wel een uur op de trein. (v.t.)
A
wachtte
B
wachte
C
wacht
D
wachten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

(Worden) .... jij nu 17 of 18?
A
Wordt
B
word

Slide 15 - Quizvraag

Werkwoordspelling

In welke zin zijn de werkwoorden juist gespeld?
A
Hij erkent dat ze is verandert.
B
Hij erkent dat ze is veranderd.
C
Hij erkend dat ze is verandert.
D
Hij erkend dat ze is veranderd.

Slide 16 - Quizvraag

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint

Slide 17 - Quizvraag

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Werkwoordspelling.
(beantwoorden)...je die vraag wel goed? (t.t.)
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 19 - Quizvraag

Einde

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
- Afmaken opdrachten bouwsteen 3 + spelling in Taalblokken 
- Voorbereiden toets bouwsteen 3

Slide 21 - Tekstslide