standpunt en argumenten start H4 2122

Argumenteren 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les:  
- onderscheid maken tussen standpunten en argumenten;
- het verschil tussen positieve en negatieve standpunten en standpunten van twijfel;
- Wat het verschil is tussen feitelijke en waarderende argumenten


Slide 2 - Tekstslide

Standpunt en argument
Standpunt = mening (of: stelling, bewering)
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over die zaak.

  1. Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
  2. Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
  3. Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben.

Aan welke woorden herken je dat dit standpunten zijn? Noteer ze op de volgende dia.

Slide 3 - Tekstslide

Noteer de woorden waardoor je kunt herkennen dat dit standpunten zijn.

Slide 4 - Open vraag

Standpunt en argument

  1. Ik denk dat we beter niet naar het gala kunnen gaan.
  2. Zonder begeleiding in zee gaan duiken is volgens mij erg onverstandig.
  3. Ik vind dat de meeste mensen geen verstand van muziek hebben

Slide 5 - Tekstslide

Standpunt en argument
Uitleg waarmee je het standpunt bewijst (of dat van een ander aanvalt).
  • Mijn zakgeld moet omhoog, omdat het eten in de schoolkantine duurder is geworden.
  • Gokken op voetbalwedstrijden werkt verslavend, daarom moet het verboden worden.
  • Tim gaat geschiedenis studeren, aangezien dat zijn passie is.
  • Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen, moeten klassen kleiner worden.
Hoe noem je de gekleurde woorden?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noem je de gekleurde woorden?
A
Argumentwoorden
B
Signaalwoorden
C
Standpuntwoorden
D
Uitlegwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Standpunten
We onderscheiden drie soorten standpunten: 
Positief standpunt:
De regering heeft de juiste coronamaatregelen getroffen. 

Negatief standpunt:
De regering heeft niet de juiste coronamaatregelen getroffen. 

Standpunt van twijfel:
Ik weet niet wat ik moet denken van de coronamaatregelen van de regering. 

Slide 8 - Tekstslide

Er komt geen poes in huis!
A
Positief
B
Negatief
C
Twijfel

Slide 9 - Quizvraag

Ik kan nog niet goed zeggen wat ik van de persconferentie moet vinden.
A
Positief
B
Negatief
C
Twijfel

Slide 10 - Quizvraag

De vergadering van vanmiddag zal wel weer niet op tijd klaar zijn.
A
Positief
B
Negatief
C
Twijfel

Slide 11 - Quizvraag

Dat concert van Pink lijkt me echt iets voor jou!
A
Positief
B
Negatief
C
Twijfel

Slide 12 - Quizvraag

Iedereen vond die macarons van vorige week in Heel Holland Bakt niet te eten!
A
Positief
B
Negatief
C
Twijfel

Slide 13 - Quizvraag

Feitelijk en waarderend
Feitelijk argument = Feitelijke uitspraak die standpunt ondersteunt.
- Juistheid is te controleren (waar of onwaar)
- Kun je niet over van mening verschillen

Waarderend argument = Waarderende uitspraak die aangeeft dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is.
- Kun je over van mening verschillen

Slide 14 - Tekstslide

Stelling: 
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend 
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.

Slide 15 - Sleepvraag

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 16 - Sleepvraag

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 17 - Sleepvraag

Ik weet nu wat het verschil is tussen een feitelijk en waarderend argument
JA!
een beetje
NEE...

Slide 18 - Poll

Ik vond deze les leerzaam
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Uitleg argumentatiestructuren

Slide 20 - Tekstslide

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 21 - Sleepvraag

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 22 - Sleepvraag

Argumentatiestructuren

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

4 basisstructuren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
  3. Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
  4. Onderschikkende argumentatie

Slide 25 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met Ă©Ă©n argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 
⇑
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 26 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 27 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan Ă©Ă©n argument. Bij onafhankelijke argumenten staat ieder argument los van het andere  Deze vorm van argumentatie is de sterkste argumentatiestructuur.

Slide 28 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie, kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk
Ik ga niet studeren in Leiden.
Mijn broer woont daar en ik wil niet in dezelfde stad wonen als mijn broer.

Slide 29 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit Ă©Ă©n argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

't Rijks is een goede school. De leerlingen kunnen zich goed ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 31 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 32 - Quizvraag

't Rijks is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen kunnen zich ontwikkelen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 33 - Quizvraag

't Rijks is voor leerlingen van alle leeftijden een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende onafhankelijke argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

En nu zelf oefenen:
Maak vanaf bladzijde 196 de opdracht 1 tot en met  9

Slide 36 - Tekstslide