Standpunten en argumenten havo 4

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les:  
- welke drie soorten standpunten er zijn. 
- Wat het verschil is tussen feitelijke en waarderende argumenten
- Hoe een schrijver tegenargumenten kan gebruiken om zijn standpunt over te brengen.
- Wie de schrijfster van het boek 'Tralievader' was

Slide 2 - Tekstslide

Standpunten
We onderscheiden drie soorten standpunten: 
Positief standpunt:
De regering heeft de juiste coronamaatregelen getroffen. 

Negatief standpunt:
De regering heeft niet de juiste coronamaatregelen getroffen. 

Standpunt van twijfel:
Ik weet niet wat ik moet denken van de coronamaatregelen van de regering. 

Slide 3 - Tekstslide

Dat concert van Davina Michelle lijkt
me echt iets voor jou!
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 4 - Quizvraag

Ze gaan dit jaar niet op wintersport:
er zal wel onvoldoende geld zijn.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 5 - Quizvraag

Hij weet nog niet of hij kiest voor de schaatsploeg van beslist.nl of Activia.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 6 - Quizvraag

Iedereen vond die Kiekeboetaart in de laatste aflevering van Heel Holland Bakt erg mooi.

A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 7 - Quizvraag

Dieselauto’s van 15 jaar en ouder zouden niet alleen in het centrum van Utrecht verboden moeten worden.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 8 - Quizvraag

Standpunten en argumenten
Een standpunt en bijbehorend(e) argument(en) noemen we een redenering. Het standpunt is de uitspraak waarvan je de juistheid, aannemelijkheid of terechtheid wilt aantonen. 

Het argument is de uitspraak waarmee je de waarheid of de juistheid van de stelling wilt bewijzen. 

Slide 9 - Tekstslide

Feitelijke en waarderende argumenten
Je gebruikt dus argumenten om de juistheid van je stelling te bewijzen. We onderscheiden twee soorten argumenten: 

Feitelijke argumenten (die je kunt controleren) 
Waarderende argumenten (die gebaseerd zijn op een mening)

Slide 10 - Tekstslide

Stelling: 
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend 
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.

Slide 11 - Sleepvraag

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 12 - Sleepvraag

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 13 - Sleepvraag