Woordenschat oer-lang geleden

Woordenschat oer-lang geleden
We leren woorden die te maken hebben met de oermens.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat oer-lang geleden
We leren woorden die te maken hebben met de oermens.

Slide 1 - Tekstslide

oer-lang geleden

Slide 2 - Woordweb

Aapmens
Nomade
Veranderen
Voorouders
Afstammen
Gereedschap
Oermens

Slide 3 - Tekstslide

Oermens
De mens die leefde in de oertijd. 
Ze verschilden van de aapmens omdat ze geen harige vacht meer hadden. 
Ook gebruikten ze gereedschap. 
Aapmens
Mens die geen aap meer was, maar die ook nog niet op ons lijkt.
Veranderen
Anders worden. De aapmens veranderde in verschillende fases in de oermens.

Slide 4 - Tekstslide

Nomade
Iemand die geen vaste verblijfsplaats heeft. Hij trekt rond op zoek naar voedsel. Oermensen waren nomaden.
Gereedschap
Een hulpmiddel dat je kunt gebruiken als je iets maakt of doet. De oermens gebruikte speren en bijlen.
Oermens

Slide 5 - Tekstslide

Oermens
Afstammen
Als je ver genoeg terug gaat in de tijd, kom je eerst bij de oermens uit. En nog verder terug bij de aapmens. De mens stamt van hen af.
Voorouders
Je voorouders zijn familieleden die vóór jou hebben geleefd. Op dit plaatje zie je een baby, haar moeder, haar oma, haar overgrootmoeder én betovergrootmoeder. Zij stammen van elkaar af.

Slide 6 - Tekstslide

Je hebt de volgende woorden geleerd:

Aapmens - Mensen die geen aap meer waren, maar ook nog niet op ons leken.

Oermens - De mens die leefde in de oertijd.

Veranderen - Anders worden.

Nomade - Iemand die rondtrekt op zoek naar voedsel.

Afstammen - De mens stamt af van de apen.

Voorouders - Familieleden die voor jou leefden. De mensen van wie je afstamt.

Gereedschap - Hulpmiddel dat je kunt gebruiken als je iets maakt.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de oermens?
A
De mens die leefde in de oertijd.
B
De mens met een harige vacht.
C
De mens die in een huis van steen woonde.
D
De mens die een boormachine gebruikte.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is gereedschap?
A
Een tent om in te wonen.
B
Een familielid dat voor jou leefde.
C
Een hulpmiddel dat je gebruikt om iets te maken.
D
Een mens met een harige vacht.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een nomade?
A
Iemand die geen vaste woonplaats heeft en rondtrekt op zoek naar eten.
B
Een familielid van wie je afstamt.
C
Een hulpmiddel waarmee je makkelijk iets kunt maken.
D
Een mens die geen aap meer was, maar ook nog niet op ons leek.

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent afstammen?
A
Een boom omhakken.
B
Dat je na je voorouders bent gekomen. Je stamt van hen af.
C
Een tak afzagen.
D
Gereedschap gebruiken.

Slide 11 - Quizvraag

Wat was de aapmens?
A
Een gorilla.
B
Een kruising tussen een chimpansee en een orang oetan.
C
Een dier met apenhanden en mensenbenen.
D
Mensen die geen aap meer waren, maar ook nog niet op ons leken.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is veranderen?
A
Op je moeder lijken.
B
Anders worden.
C
Gereedschap gebruiken.
D
Hetzelfde blijven.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn voorouders?
A
De buren van je opa en oma.
B
Familieleden die voor jou leefden.
C
Mensen zonder vaste woonplaats.
D
Mensen zonder harige vacht.

Slide 14 - Quizvraag

Waardoor werd het leven van de oermens makkelijker?
A
Gereedschap
B
Veranderen
C
Aapmens
D
Voorouders

Slide 15 - Quizvraag

Welk van onze verre voorouders had een harige vacht?
A
Mammoet
B
Nomade
C
Aapmens
D
Oermens

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noem je familieleden die voor jou leefden?
A
Fossielen
B
Dinosaurussen
C
Mammoeten
D
Voorouders

Slide 17 - Quizvraag

Welke mens gebruikte gereedschap en had geen harige vacht meer?
A
Oermens
B
Aapmens
C
Gorilla
D
Kaalmens

Slide 18 - Quizvraag

Mensen komen na aapmensen en oermensen. Hoe heet dat?
A
Afmaken
B
Afraffelen
C
Affakkelen
D
Afstammen

Slide 19 - Quizvraag

Oermensen trokken rond op zoek naar voedsel. Hoe noem je mensen die zo leven?
A
Nomaden
B
Voorouders
C
Kampeerders
D
Mensapen

Slide 20 - Quizvraag

Als je niet hetzelfde blijft maar anders wordt, dan heet dat...?
A
Verwonderen
B
Verkwanselen
C
Veranderen
D
Verkommeren

Slide 21 - Quizvraag

Je hebt de volgende woorden geleerd:

Aapmens - Mensen die geen aap meer waren, maar ook nog niet op ons leken.

Oermens - De mens die leefde in de oertijd.

Veranderen - Anders worden.

Nomade - Iemand die rondtrekt op zoek naar voedsel.

Afstammen - De mens stamt af van de apen.

Voorouders - Familieleden die voor jou leefden. De mensen van wie je afstamt.

Gereedschap - Hulpmiddel dat je kunt gebruiken als je iets maakt.

Slide 22 - Tekstslide