1.4 Bronnen: Het Nederlandse weer verandert

Bronnen: Het Nederlandse weer verandert
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bronnen: Het Nederlandse weer verandert

Slide 1 - Tekstslide

Wat vind je lastig van 1.4?

Slide 2 - Woordweb

Par. 2: Water in beweging
Deze les:
  • Wat vind je lastig van 1.4
  • Herhaling paragraaf 1.3
  • Uitleg: Paragraaf 1.4:
      - Versterkt broeikaseffect
      - Ecologische voetafdruk
  • Nakijken examentraining
  • Werken

Slide 3 - Tekstslide

Wind waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Als we een hogedrukgebied hebben gaat het regenen.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Als de neerslag op het land valt en via een omweg in de zee terug komt noemen we dit ....
A
de korte kringloop van het water.
B
de lange kringloop van het water.

Slide 6 - Quizvraag

natuurlijke broeikaseffect
versterkte broeikaseffect
Broeikasgassen
Broeikasgassen:
  • kooldioxide (CO2)
  • methaan (CH4)
  • waterdamp (H2O)
Door verbranden aardgas, aardolie en steenkool komen er meer broeikasgassen in de atmosfeer.
Gevolgen versterkt broeikaseffect:
  • Zeespiegelstijging 
  • Gemiddeld hogere temperaturen
  • Meer hittegolven
  • droogte
  • misoogsten
  • watertekorten
  • Wanneer het regent zal de neerslagintensiteit veel groter zijn.
Het vermogen van de aarde om warmte vast te houden door de aanwezigheid van natuurlijke broeikasgassen in de atmosfeer.

Zonder natuurlijk broeikaseffect is er geen leven op aarde mogelijk!

Slide 7 - Tekstslide

Het glas stroom ... als de ijsblokjes smelten.
A
over
B
niet over

Slide 9 - Quizvraag

Het glas stroom over als we deze ijsblokjes erbij doen.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Arctica = Noordpool:
Zee-ijs (De ijsblokjes zitten al in het glas.)
Als zee-ijs smelt dan stijgt de zeespiegel niet.
Antarctica = Zuidpool:
Landijs (De ijsblokje zitten nog niet in het glas.)
Als landijs smelt stijgt de zeespiegel.

Slide 11 - Tekstslide

2 De kaart van bron 1 gaat over de verschillen in luchtdruk in Europa.
Bij welke letter in bron 1 was de windsnelheid op 10 september 2013 het hoogst?
A
bij letter P
B
bij letter Q
C
bij letter R
D
bij letter S

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

2 Twee leerlingen doen een uitspraak over luchtdruk.
Uitspraak 1: hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe zwakker de wind is die daar waait.
Uitspraak 2: in hogedrukgebieden stijgt de lucht op en is de kans op neerslag groot.
Wat is juist?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

4 Bekijk bron 3.
Welke beschrijving hoort bij het weer in Nederland op 11 april 2007?
A Het was bewolkt en droog.
B Het was bewolkt en regenachtig.
C Het was onbewolkt en droog.
D Het was onbewolkt en regenachtig.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Par. 2: Water in beweging
Nu doen:
  • Uitleg vragen
  • nakijken opg. 1.3
  • par. 1.4 examentraining maken
  • par. 1.4 opg. 4 maken

Huiswerk:
  • Afmaken wat niet af is.
  • Leer par. 1.1 t/m 1.4

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Extra opdrachten 1.3:

Waterkringloop:
1 = ..verdampen..
2 = ..condenseren..
3 = ..neerslag..
4 = ..afstromen..
5 = ..infiltreren..
6 = ..bevriezen..
7 = ..smelten..

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide