oefenen theorie voor de toets

Per jaar worden er 3 miljoen sportblessures behanded
A
ja
B
nee
1 / 21
volgende
Slide 1: Quizvraag
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Per jaar worden er 3 miljoen sportblessures behanded
A
ja
B
nee

Slide 1 - Quizvraag

Een tennisarm is een accute blessure
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Je enkelbanden scheuren is een voorbeeld van een acute blessure
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Je skelet wordt gevormd door
A
Zenuwen
B
spieren
C
botten
D
organen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is belangrijk bij het voorkomen van blessures?
A
een goede warming up doen om je spieren op te warmen
B
voldoende slapen
C
Aanleg hebben
D
goed eten

Slide 5 - Quizvraag

Deze schoenen zijn geschikt voor:
A
voetbal op het gras
B
hardlopen
C
zaalsporten
D
turnen

Slide 6 - Quizvraag

Als iemand een blessure heeft doe je het volgende als eerst
A
Kijken naar de veiligheid van het slachtoffer en jezelf
B
je stelt het slachtoffer gerust
C
je belt 112
D
je houdt ijs op de blessure

Slide 7 - Quizvraag

Je bent een topsporter als je 4 uur per dag speciaal ergens voor traint
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Eten en drinken tijdens een inspanning is belangrijk
A
Nee
B
Ja
C
Nee, je lichaam heeft genoeg reserves
D
ja, maar pas als de inspanning langer dan een uur duurt

Slide 9 - Quizvraag

Koelen is belangrijk bij een blessure
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Draaipunt, kracht en arm
draaipunt
kracht
lengte 
van arm

Slide 11 - Tekstslide

Welk punt vind je niet op een hefboom?
A
drukpunt
B
krachtpunt
C
lastpunt (inspanning)
D
draaipunt

Slide 12 - Quizvraag

Welk symbool geeft kracht aan in de natuurkunde?
A
B
B
P
C
K
D
F

Slide 13 - Quizvraag

Een hefboom heeft in natuurkundige beschrijving de volgende items. Welke hoort er niet bij?
A
Draaipunt
B
Kracht
C
Massa
D
Arm

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel keer zo sterk maakt de hefboom je?
A
1,1
B
3
C
3,3
D
4

Slide 15 - Quizvraag

De arm van de werkkracht is 4x zo klein als die van de spierkracht. De spierkracht is dus:
A
4x zo groot als de werkkracht
B
4x zo klein als de werkkracht
C
2x zo groot als de werkkracht
D
2x zo klein als de werkkracht

Slide 16 - Quizvraag

Bas (60 kg) is met zijn zusje (25 kg) in de speeltuin. Als ze ieder aan 1 kant op 2,0 m van het draaipunt op de wip gaan zitten zit Bas op de grond en zijn zusje blijft in de hoogte hangen. Om evenwicht te krijgen moet Bas:
A
Op 1,0 m van het draaipunt gaan zitten.
B
Op 1,5 m van het draaipunt gaan zitten.
C
Op 2,5 m van het draaipunt gaan zitten.
D
Op 0,83 m van het draaipunt gaan zitten.

Slide 17 - Quizvraag

Oefenopgave 2
Bepaal of deze hefboom in evenwicht is als alle gewichtjes identiek zijn en een gewichtje heeft een massa van 4 kg

Slide 18 - Tekstslide

Oefenopgave 1:

Slide 19 - Tekstslide

Aan een hefboom hangt op 15 cm van het draaipunt een massablokje van 50 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 30 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op 20 cm
B
Op 25 cm
C
Op 30 cm
D
Het goede antwoord staat er niet bij

Slide 20 - Quizvraag

Bas (60 kg) is met zijn zusje (25 kg) in de speeltuin. Als ze ieder aan 1 kant op 2,0 m van het draaipunt op de wip gaan zitten zit Bas op de grond en zijn zusje blijft in de hoogte hangen. Om evenwicht te krijgen moet Bas:
A
Op 1,0 m van het draaipunt gaan zitten.
B
Op 1,5 m van het draaipunt gaan zitten.
C
Op 2,5 m van het draaipunt gaan zitten.
D
Op 0,83 m van het draaipunt gaan zitten.

Slide 21 - Quizvraag