Les 13 1HB2 Persoonsvorm en zinsdelen 2

Les 13: Persoonsvorm en zinsdelen                                                                                        Pl.B. Werkblad 121-122
Leg alvast klaar: schrift en pen
                                  Lesdoel:  Ik kan de zinsdelen in een zin vinden.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 13: Persoonsvorm en zinsdelen                                                                                        Pl.B. Werkblad 121-122
Leg alvast klaar: schrift en pen
                                  Lesdoel:  Ik kan de zinsdelen in een zin vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

2. Twee betekenissen
In de krant stond een artikel over dit onderwerp met de kop:

Veel ouderen eten alleen met kerst

Deze krantenkop heeft twee betekenissen. Welke twee?




Slide 4 - Tekstslide

3. Volgorde 
Verander de volgorde van de woorden uit de krantenkop Veel ouderen eten alleen met kerst, zodat de krantenkop alleen nog de betekenis heeft dat veel ouderen in hun eentje eten met kerst.

  1.  




   alleen
   eten
   veel ouderen
   met kerst

Slide 5 - Tekstslide

4 t/m 6
4 t/m 11 - werkblad
7 t/m 8        (9 = klas)
10 t/m 11
        Huiswerk: opdracht 7 t/m 11
                                  Lesdoel:  Ik kan de zinsdelen in een zin vinden.

Slide 6 - Tekstslide

Reflectie: Wat weet je nu over zinsdelen?
Zijn de uitspraken juist (staan) of onjuist (zitten)?

1.   De delen van een zin kun je van volgorde veranderen.
2.  Als je de volgorde van een zin verandert, kun je de zin vaak met  
     verschillende stukken van de zin beginnen.
3.  Als je de volgorde van een zin verandert, dan verandert altijd de betekenis               van een zin.
4. De woorden die bij elkaar horen, blijven bij elkaar staan als je de volgorde  van         de zin verandert.










Slide 7 - Tekstslide

             Conclusie 
Zinsdelen
  • Een zin kun je verdelen in zinsdelen.
  • Een zinsdeel bestaat uit één woord of een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Elk zinsdeel voegt een stukje informatie toe aan een zin.
  • Elk zinsdeel heeft een bepaalde functie in een zin, bijvoorbeeld die van onderwerp.

Als je twijfelt welke woorden bij elkaar horen kun je de zinsdeelproef toepassen.
1. Onderstreep de persoonsvorm.
2. Zet de persoonsvorm tussen zinsdeelstrepen.
3. Zet steeds een of meer woorden voor de persoonsvorm.                                                                                                Elk woord of elke woordgroep die je voor de persoonsvorm kunt zetten is een zinsdeel.

! Houd de zinsdelen altijd zo lang mogelijk.
! Delen van het werkwoordelijke gezegde vormen samen één zinsdeel.

Slide 8 - Tekstslide

      Terugblik en vooruitblik   
Terugblik  
Je hebt geleerd dat je een zin kunt verdelen in zinsdelen en dat elk zinsdeel een stukje informatie toevoegt aan de zin.

Vooruitblik
In een volgende les ga je aan de slag met zinnen correct begrenzen.


                     Lesdoel:  Ik kan de zinsdelen in een zin vinden.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide