Les 4 Hoe herken je vormen van werkwoorden?

Les 4 Hoe herken je vormen van werkwoorden?
Je leert hoe je de werkwoorden in een zin vindt.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 4 Hoe herken je vormen van werkwoorden?
Je leert hoe je de werkwoorden in een zin vindt.

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn werkwoorden?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoord
Geen werkwoord
zwemmen
schouders
struikelen
alpaca
koken
kerst

Slide 11 - Sleepvraag

Sleep alle werkwoorden naar "Werkwoorden" en alles wat geen werkwoord is naar "Geen werkwoord".
Werkwoorden
Geen werkwoord
huis
rood
verhuizen
hebben
zijn
hond

Slide 12 - Sleepvraag

Geef een voorbeeld van een werkwoord

Slide 13 - Woordweb

Werkboek
Maak vraag 1 t/m 8 van Les 4.
Blz. 18 en 19.

Je mag met je buurman/buurvrouw overleggen, wel fluisterend.

Als je klaar bent, maak je de Drillsteroefeningen van Les 4.

Slide 14 - Tekstslide

Welke vorm van het werkwoord moet in de zin staan?
A
hopen
B
hoop
C
hoopt

Slide 15 - Quizvraag

Welke vorm van het werkwoord moet in de zin staan?
A
hebben
B
heb
C
heeft

Slide 16 - Quizvraag

Welke vorm van het werkwoord moet in de zin staan?
A
kopen
B
koop
C
gekocht

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm van het werkwoord moet in de zin staan?
A
zijn
B
is
C
geweest

Slide 18 - Quizvraag

Welke vorm van het werkwoord moet in de zin staan?
A
kosten
B
kost
C
gekost

Slide 19 - Quizvraag

Welke vorm van het werkwoord moet in de zin staan?
A
betalen
B
betaal
C
betaalt

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Maak een foto van vraag 10 en 11 met je Chromebook.

Slide 22 - Open vraag