4.1 Inleiding van de levende natuur & 4.2 Prokaryoten

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 1 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.
  • Je kunt kenmerken van prokaryoten noemen. 

Slide 2 - Tekstslide

ordenen
je kan voorwerpen en organismen indelen in verschillende groepen of sorteren dit noem je ordenen.

bij ordenen verdeel je een verzameling in groepen met hetzelfde kenmerk.

Slide 3 - Tekstslide

Ordenen
Biologen ordenen aan de hand van gemeenschappelijke kenmerken. 
Ze delen ze op in groepen=

ORDENING

Slide 4 - Tekstslide

het leven op aarde
Tot op de dag van vandaag hebben wetenschappers zo'n 2,1 miljoen soorten beschreven, waaronder zo'n 1,5 miljoen dieren, 380.000 planten en 140.000 schimmels (zoals paddenstoelen). Bij die 2,1 miljoen in totaal zijn nog niet eens de bacteriën en andere microben opgeteld. En nog steeds worden nieuwe soorten ontdekt.

Slide 5 - Tekstslide

Geschiedenis van 
het leven op aarde

Slide 6 - Tekstslide

Geologische tijdschaal
Een geologische tijdschaal is een indeling van de geschiedenis van de aarde in geologische tijdperken.

Een geologische tijdschaal is verdeeld in tijdperken (era). In deze tijdperken is het leven op aarde ontwikkeld.
Elk tijdperk is onderverdeeld in periodes. Periodes kunnen weer zijn opgedeeld in tijdvaken

In een geologische tijdschaal geven getallen de tijd aan in miljoenen jaren geleden.

In de geologische tijdschaal hiernaast zie je hoeveel miljoen jaar geleden een periode begon en eindigde.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welke kenmerken gebruikt men om het leven op aarde te ordenen?

Slide 10 - Woordweb

domeinen
de eerste grote groepen die bij het indelen ontstaan zijn domeinen.

bacterie, archaea en eukaryoten zijn de 3 domeinen

bacterie en archaea kan je ook samen indelen bij de prokaryoten.

Slide 11 - Tekstslide

Organismen kun je indelen in 3 domeinen: 
  • Archaea
  • Bacteriën
  • Eukaryoten
Eukaryoten kan je indelen in 4 rijken:
  • Protisten
  • Schimmels
  • Planten
  • Dieren

Slide 12 - Tekstslide

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen
  • Een domein (bv eukaryoten ) wordt ingedeeld in rijken 
  • Een rijk wordt ingedeeld in stammen 
  • Een stam wordt ingedeeld in klassen 
  • Een klasse wordt ingedeeld in ordes
  • Een orde wordt ingedeeld in families 
  • Een familie wordt ingedeeld in geslachten 
  • Een geslacht wordt ingedeeld in soorten 

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen

Slide 13 - Tekstslide

Binaire naamgeving

Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.
  • Geslachtsnaam en soortaanduiding
  • Geslachtsnaam is voorop, met grote letter
  • Soortaanduiding is achterop, met kleine letter.
Bijvoorbeeld: Ursus arctos (bruine beer)

Slide 14 - Tekstslide

Binaire naamgeving
Geslachtsnaam + soortsaanduiding (+ ontdekker)

2 soorten madeliefjes:
Bellis perennis L.
Bellis azorica L.

uit hetzelfde geslacht
uit de familie van de composieten
Carolus Linnaeus

Slide 15 - Tekstslide

welke mezen zijn het meest aan elkaar verwant? 

Slide 16 - Tekstslide

Ondersoorten
Engels: subspecies

Drie namen in Latijnse naamgeving

Derde naam geeft
 een variëteit aan

Slide 17 - Tekstslide

Archea 
  • Geen interne membranen
  • Bevatten DNA en ribosomen
  • Hebben 1 of meer zweepstaarten
  • Lijken meer op eukaryoten dan bacteriën 
  • Klein domein
  • Extremofiel

Slide 18 - Tekstslide

Bacteriën 
  • Eencellig
  • Zonder interne membranen
  • Even groot als archea 
  • 1 circulair molecuul (zonder eiwitmoleculen)
  • Plasmiden
  • Deling

Slide 19 - Tekstslide

Betekenis voor de mens
  • Nuttig en schadelijk
  • Genetische modificatie

Slide 20 - Tekstslide

Virussen
  • Kunnen bacterien infecteren
  • Niet levend
  • Geen cytoplasma of kernplasma
  • Veel kleiner dan een bacterie (ongeveer 1/10)
  • Kunnen zich niet zelfstandig voortplanten
  • Bacteriofagen 

Slide 21 - Tekstslide