Planten zijn foto-autotroof: zij maken zelf organische stoffen (autotroof) met behulp van zonlicht (foto)
Anorganisch --> organisch
Slide 16 - Tekstslide
Autotrofe bacterieën
Gebruiken licht of stoffen als energiebron bij assimilatie
Foto-autotroof: licht als energiebron
Chemo-autotroof: Stof als energiebron
Slide 17 - Tekstslide
de definitie voor autotroof is
A
zelfvoedend
B
kan uit organische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
anders voedend
Slide 18 - Quizvraag
prokaryoot en eukaryoot
prokaryoot
Organismen zonder een echte celkern in de cellen
Altijd eencellig
Domeinen: bacteriën en archaea
eurkaryoot
Organismen met echte celkernen in de cellen
Vaak meercellig maar kunnen ook eencellig zijn
Domein: eukyaroten (rijken: schimmels, planten en dieren)
Slide 19 - Tekstslide
0
Slide 20 - Video
Slide 21 - Tekstslide
Organismen kun je indelen in 3 domeinen:
Archaea
Bacteriën
Eukaryoten
Eukaryoten kan je indelen in 4 rijken:
Protisten
Schimmels
Planten
Dieren
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Waaraan kan je cellen van een bacterie herkennen?
A
Die hebben geen celwand.
B
Die hebben geen celkern.
C
Die hebben geen celmembraan.
D
Die hebben geen cytoplasma.
Slide 24 - Quizvraag
Vier indelingscriteria zijn: celtype, celwand, het aantal cellen en de voedingswijze. Leg met een voorbeeld uit dat op grond van deze vier criteria niet altijd is vast te stellen tot welk domein of tot welk rijk een organisme behoort
Slide 25 - Open vraag
Leg met een voorbeeld uit dat deze vier criteria in veel gevallen wel geschikt zijn om organismen in te delen.
Slide 26 - Open vraag
Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen
Een domein (bv eukaryoten ) wordt ingedeeld in rijken
Een rijk wordt ingedeeld in stammen
Een stam wordt ingedeeld in klassen
Een klasse wordt ingedeeld in ordes
Een orde wordt ingedeeld in families
Een familie wordt ingedeeld in geslachten
Een geslacht wordt ingedeeld in soorten
Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen
Slide 27 - Tekstslide
Binaire naamgeving
Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.
Geslachtsnaam en soortaanduiding
Geslachtsnaam is voorop, met grote letter
Soortaanduiding is achterop, met kleine letter.
Bijvoorbeeld: Ursus arctos (bruine beer)
Slide 28 - Tekstslide
Binaire naamgeving
Geslachtsnaam + soortsaanduiding (+ ontdekker)
2 soorten madeliefjes:
Bellis perennis L.
Bellis azorica L.
uit hetzelfde geslacht
uit de familie van de composieten
Carolus Linnaeus
Slide 29 - Tekstslide
welke mezen zijn het meest aan elkaar verwant?
Slide 30 - Tekstslide
Ondersoorten
Engels: subspecies
Drie namen in Latijnse naamgeving
Derde naam geeft
een variëteit aan
Slide 31 - Tekstslide
Maken:
Opdrachten: 9 en 10
Slide 32 - Tekstslide
Opd 10) Drie organismen zijn: Salvia splendens, Betta splendens en Betta pallifina.
Welke twee organismen zijn het meest verwant? Leg je antwoord uit.
Slide 33 - Open vraag
Autotroof
Heterotroof
Kan zelf voedsel maken
Is afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Fotosynthese
Bladgroenkorrels
Consument
Producent
Slide 34 - Sleepvraag
Dierlijke cel
Prokaryoot
Eukaryoot
Meercellig
Eencellig
Celkern
Celwand
Autotroof
Heterotroof
Slide 35 - Sleepvraag
Hoe delen wij het leven in?
A
2 Domeinen: Prokaryoten en Eukaryoten
B
3 Domeinen: Bacteriën, Archaea en Eukaryoten
C
4 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten en Schimmels
D
5 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten, Schimmels en Virussen