Les verbes 1-8 prés, pc, imp, fut simp et cond

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord "vouloir" ?

1. Vu
2. Voulu
3. Veux
4. Voulus

Je vais allé à l'école à 07h45.

1. passé composé
2. futur simple
3. futur proche
4. présent

nous ....... (regarder) la maison.

1. regarder
2. regardons
3. regardes
4. regardent

J'ai rencontré un Français.

1. passé composé
2. présent
3. futur proche

Hier mes parents ...... (aimer) le rugby

1. aiment
2. ont aimé
3. aimeront
4. aimaient

ik ben dol op

1. tu rigoles
2. j' adore
3. j'aime
4. je préfère

Wat betekent "apprendre" en is dit een regelmatig werkwoord?

1. doen/maken, nee
2. leren, ja
3. pakken, ja
4. leren, nee

Wederkerende werkwoorden

Bij een wederkerend werkwoord gebruik je altijd een voornaamwoord.
Zich+ werkwoord ( se+verbe).
Deze staat voor de persoonsvorm of als er een heel werkwoord in de zin staat daarvoor. Voor een klinker of een stomme h verandert me, te, se in m',t' en s'.

Ken je de voltooide tijd van:

pouvoir, prendre,venir, faire, aller, avoir, être, finir, vendre, se laver en aimer?

de voltooide tijden zijn:

pouvoir-pu, prendre-pris, venir-venu, faire-fait,aller-allé,avoir-eu, être-été,finir-fini,vendre-vendu,se laver-se lavé en aimer-aimé

Bij welke werkwoorden gebruik ik het hulpwerkwoord être?

Vertaal in gedachten:

ik ben geweest, ik ben gegaan, ik ben geeindigd, ik ben gekomen

Wederkerende ww in de passé composé?

Altijd met het hulpwerkwoord être

vb: je me suis amusé(e) et ils se sont amusés

ik zal zijn vertaal je met..

1. je êtrai
2. je serai
3. j'etrai
4. j'uurai

wij zullen mogen vertaal je met

1. vous pourrez
2. nous pourons
3. nous pourrons
4. nous pouvions

Morgen zal het mooi weer zijn vertaal je met?

1. aujourd'hui il fait beau
2. hier il a fait beau
3. demain il sera beau
4. demain il fera beau

ik zal mijn huis verkopen

1. j'achèterai ma maison
2. je vendai ma maison
3. je vendrai ma maison
4. je vendrerai ma maison