herhaling werkwoordspelling jaar 1

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
- Woordenschat: vergelijking
- Grammatica: voorzetselvoorwerp / pers. en bez. voornaamwoord
- Spelling: leestekens/gebiedende wijs
Hoofdstuk 2
- Woordenschat: metafoor en personificatie
- Grammatica: naamw. gezegde / koppelwerkwoord / hulpwerkwoord
- Spelling: leenwoorden / Engelse werkwoorden

Periode 1 toets 1:
11 oktober!
Hoe verder de komende periode?

Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen:
Op het plein geeft Jan zijn vriend een appel.

Mees doet vandaag een dansje voor de klas.

Gisteren heeft de docent in het lokaal op de leerlingen gewacht.


Slide 3 - Tekstslide

PVTT (persoonsvorm tegenwoordige tijd)
Zoek eerst het onderwerp dat erbij hoort!

Makkie! Gewoon 'lopen' gebruiken en dan doe je het altijd goed.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

PVVT (persoonsvorm verleden tijd)
Sterke werkwoorden
Hebben geen regels! Dit moet je weten door te lezen.

Zwakke werkwoorden 
Kijk bij het sexy fokschaap alleen naar de klinkers!

Slide 6 - Tekstslide

INF (infinitief)
Tip: zet er 'wij' voor. 

Pas op: 
- Apen kunnen niet vliegen.
                  pvtt                   inf
Bij bovenstaande zin kun je voor beide werkwoorden 'wij' zetten.

Slide 7 - Tekstslide

VD (voltooid deelwoord)
1. Zoek eerst de persoonsvorm!
2. Is deze een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden'?
3. Ja? Dan is het laatste werkwoord een voltooid deelwoord.

Voltooid deelwoorden beginnen vaak met ge-, be-, ver-, ont-, er-, her-, mis-.


Slide 8 - Tekstslide

OD (onvoltooid deelwoord)
Ander woord: tegenwoordig deelwoord.

Het is nog bezig.

Knipogend fietste hij voorbij.
De mannen vielen knokkend door de deur.
 

Slide 9 - Tekstslide

VD als BN 
(voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
Zie je achter een werkwoord een ZN staan dat erbij hoort?
Dan is het een OD!

Je schrijft het zo kort mogelijk!

Slide 10 - Tekstslide

OD als BN 
(onvoltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord)
'het-woorden' krijgen vaak een OD als BN zonder -e. 
Hij vertoont afwijkend gedrag.

'De-woorden' krijgen vaak een OD als BN met -e.
De passerende auto gaat snel.

Slide 11 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Dezelfde regels als bij Nederlands. 
Het ziet er soms raar uit, maar toch kan het goed gespeld zijn!!
Denk aan: Zij datet met hem.

Pas op: het moet wel met de goede 'Engelse klank' uitgesproken worden.
Dus niet 'Jij paintbalt', maar 'Jij paintballt'.

Slide 12 - Tekstslide