*Werkwoordspelling H5, vwo 1

Werkwoordspelling H5
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling H5
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert de correcte werkwoordspelling van de bijvoeglijke naamwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin.

Die arme Jan is met een gebroken been naar de dokterspost in een naburig dorp gebracht.

Slide 3 - Open vraag

Welke van de bijvoeglijke naamwoorden zijn van een werkwoord gemaakt?

arme - gebroken - naburig

Slide 4 - Open vraag

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin.

Het winkelend publiek genoot van de uitgestalde artikelen in de mooie, verlichte etalages.

Slide 5 - Open vraag

Welke van de bijvoeglijke naamwoorden zijn van een werkwoord gemaakt?

winkelend - uitgestalde - mooie - verlichte

Slide 6 - Open vraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord is een bijvoeglijk naamwoord als het iets over een zelfstandig naamwoord zegt. 
Als het voltooid deelwoord op -d of -t eindigt krijgt het dan soms een 
extra -e. Je schrijft het zo kort mogelijk, tenzij je een verkeerde uitspraak krijgt. 
De brieven zijn beantwoord.> De beantwoorde brieven.
Het kind is gered.> Het geredde kind. 

De vorm van een voltooid deelwoord dat op -en eindigt (een sterk werkwoord) verandert niet als het een bijvoeglijk naamwoord wordt.
Het brood is gebakken.> Het gebakken brood.

Slide 7 - Tekstslide

Het onvoltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het onvoltooid deelwoord is een bijvoeglijk naamwoord als het iets over een zelfstandig naamwoord zegt. Het wordt geschreven als het hele werkwoord met een -d en soms -de. 

Een huilend meisje. De huilende jongen.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onvoltooide-en-voltooide-deelwoorden-2/

Schrijf de antwoorden in je schrift. 

Slide 9 - Tekstslide

Oefeningen in je boek
Maak opdracht:
2
3
4

Slide 10 - Tekstslide