werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Herhaling werkwoordspelling
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Herhaling werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen werkwoordspelling tt/vt

1 De raket (verwoesten) afgelopen week een moskee in Istanbul.

2 Dat (gebeuren) eigenlijk nooit!

3 Terwijl Marc in zijn schrift de vraag (beantwoorden), (racen) Jonas naar de deur. (vt)

4 (worden) zo snel mogelijk groot.

5 Meneer Visser (snowboarden) over de witte pistes.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Gisteren (stampen) hij nog snel de regels voor werkwoordspelling in zijn hoofd.
A
stampte
B
stampde
C
stampten
D
stampen

Slide 4 - Quizvraag

Zij herhaald die werkwoordspelling voortdurend.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag


Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 6 - Quizvraag

Het ... (worden) tijd dat je werkwoordspelling ... (snappen).
A
word, snap
B
wordt, snapt
C
word, snapt
D
wordt, snap

Slide 7 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 8 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quizvraag

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?
A
word
B
wordt
C
wert

Slide 10 - Quizvraag

Extra oefenen

Via de eerste onderstaande link kom je op cambiumned waar je extra kunt oefenen met werkwoordspelling. Via de tweede link kom je een pagina met extra uitleg over de werkwoordspelling.

https://www.cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/

https://www.cambiumned.nl/theorie/spelling/werkwoordspelling/

Slide 11 - Tekstslide

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 12 - Quizvraag

werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleidde
D
begeleden

Slide 13 - Quizvraag

(On)voltooide deelwoorden bijvoeglijk gebruikt

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling voltooid deelwoord 
Maar wat is ook alweer een voltooid deelwoord en hoe schrijf je dit?

Een voltooid deelwoord geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (voltooid). Bij het voltooid deelwoord staat een vorm van hebben, zijn of worden in de zin. 
  1. Dat liedje heeft Minco ook gezongen.
  2. Is de wedstrijd al gespeeld?
  3. Op sommige scholen wordt weinig getoetst

Slide 15 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord. Het zegt dus iets meer van een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).
De standaardregel is dat het voltooid deelwoord verlengd wordt met een extra e

De aardappelen zijn aangebrand (voltooid deelwoord). 
De aangebrande aardappelen (bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord)

Slide 16 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord 

Niezend trok ik mijn jas aan 
Huilend zat ik thuis online les te geven 

Je gebruikt het onvoltooid deelwoord om aan te geven dat je iets aan het doen bent, terwijl je ook iets anders aan het doen bent.

Slide 17 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord (od)
Een onvoltooid deelwoord geeft aan HOE iemand bezig is.
- Huilend stapte de vrouw in de auto.
Een onvoltooid deelwoord maakt GEEN deel uit van het werkwoordelijk gezegde.
- Ik wil juichend over de finishlijn gaan
Je spelt het onvoltooid deelwoord als 'infinitief + d' (soms + 'de')

Slide 18 - Tekstslide