4M P2 Les 7 Arbeidsproductiviteit, vraag en aanbod en marktvormen

Welkom
Ga zitten volgens de plattegrond.
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje.

Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 3.4.
timer
5:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga zitten volgens de plattegrond.
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje.

Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 3.4.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Startopdracht
  • Voorkennis
  • Uitleg arbeidsmarkt
  • Toepassen
  • Uitleg arbeidsparticipatie
  • Toepassen
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsproductiviteit
De productie van één werknemer in een bepaalde tijd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling
  • Scholing
  • Prestatiebeloning
  • arbeidsomstandigheden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsproductiviteit
Een kledingfabriek produceert 120.000 kledingstukken per week. Er werken 16 mensen, elk 5 dagen per week.
De productie per dag is 120.000 ÷ 5 = 24.000 kledingstukken per dag.
De arbeidsproductiviteit is (120.000 ÷ 5) ÷ 16 = 1.500 kledingstukken per persoon per dag.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het is druk in de tandartspraktijk en tandarts Somers is op zoek naar manieren om de arbeidsproductiviteit per uur van beide assistentes te verhogen. Welke maatregel kan de tandarts nemen?
A
De assistentes gaan meer uren werken.
B
De assistentes gaan zich specialiseren.
C
De tandarts neemt minder patiënten aan.
D
De tandarts neemt nog een assistente in dienst.

Slide 9 - Quizvraag

B

Door werknemers langer te laten werken of meer werknemers in dienst te nemen, neemt de arbeidsproductiviteit niet toe! Eén werknemer blijft in dezelfde periode nog steeds hetzelfde maken.
Een productierobot is een programmeerbare machine, die zelfstandig verschillende taken uit kan voeren.
Leg uit dat de arbeidsproductiviteit kan stijgen door het gebruik van productierobots.

Slide 10 - Open vraag

Door productie met behulp van een robot kan er met minder werknemers
hetzelfde (of meer) geproduceerd worden. (De productie per werknemer
stijgt hierdoor.)
De 10 werknemers van Edwin maken nu 500 opdrachten per 4 weken. Edwin wil graag weten hoeveel opdrachten er per werknemer worden afgehandeld.
Bereken de arbeidsproductiviteit per werknemer per week.

Slide 11 - Open vraag

500 ÷ 10 ÷ 4 = 12,5 opdrachten
Toepassen
Wat? Maak § 3.2 opdracht 5 t/m 10 (blz. 79-81)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.2 t/m 3.4
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Concrete markt
Een plaats waar kopers en verkopers elkaar ontmoeten.
Abstracte markt
Geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag en aanbod
Evenwichtsprijs
Evenwichtshoeveelheid

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag en aanbod
Meer producenten → aanbod stijgt.
De aanbodlijn verschuift naar rechts.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag en aanbod
Inkomen consumenten stijgt → vraag stijgt.
De vraaglijn verschuift naar rechts.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrije marktwerking
Een markt waarin de prijs van een product volledig door vraag en aanbod wordt bepaald.
Om consumenten te beschermen kan de overheid ingrijpen.
Minimumprijs
Maximumprijs

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de totale opbrengst van het autowassen bij de evenwichtsprijs.

Slide 19 - Open vraag

500 ÷ 10 ÷ 4 = 12,5 opdrachten
Is de gevraagde hoeveelheid apps gestegen of gedaald? Licht je antwoord toe.

Slide 20 - Open vraag

500 ÷ 10 ÷ 4 = 12,5 opdrachten
Toepassen
Wat? Maak § 3.3 opdracht 2 t/m 10 (blz. 82-85)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.2 t/m 3.4
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homogeen product
Maakt voor de klant niet uit wie het product maakt.
Heterogeen product
Maakt voor de klant wel uit wie het product maakt of welk merk het is.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marktvormen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is een smartphone een homegeen of heterogeen product? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

500 ÷ 10 ÷ 4 = 12,5 opdrachten
Van welke marktvorm is sprake op de markt van mobiele telefoons?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke marktvorm is sprake op de markt van kristalsuiker?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn in Nederland maar weinig banken, waar zij het geld kunnen lenen.
Van welke marktvorm is hier sprake?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Toepassen
Wat? Maak § 3.4 opdracht 2 t/m 12 (blz. 86-89)
Klaar? Maak het schoolwerk of de plusopdrachten.

Schoolwerk: § 3.2 t/m 3.4
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vrije marktwerking?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is cola een homogeen goed of heterogeen goed?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijf biedt heterogene producten aan en er zijn veel concurrenten op de
markt.
Van welke marktvorm is hier sprake?
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pak je agenda
Datum: 
Maken: § 3.2 t/m 3.4 (vraag 1 steeds overslaan)
Leren: H2 en H3


timer
0:30

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies