§2.6 Herhaling, quiz

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Herhaling hoofdstuk 2

2 mavo

Log alvast in op lessonup

Vandaag

• Hoe leer je economie?
• Wat begrijp je nog niet?
• Quiz
• Huiswerk

Doelen

• Je weet hoe je economie slim kunt leren
• Je hebt al je vragen over hoofdstuk 2 gesteld
• Je weet wat je kunt verwachten op de toets 

Economie leren

• Lees de hele text van het hoofdstuk 1 of 2 keer door
• Leer de begrippen en samenvatting (gele pagina's)
• Leer de aantekeningen in je schrift
  
• Kijk of je alle rekenonderdelen begrijpt en kunt maken (groene pagina's)
• Maak de herhalingsopgaven
  

Wat wil je nog weten over hoofdstuk 2?

Bereken het rentebedrag je na één jaar krijgt.
Spaargeld € 3.500,- en rentepercentage 2,8%.

Wettige betaalmiddelen: bankbiljetten en munten.

Geld dat mensen op hun betaalrekening hebben.

Drie manieren om geld te gebruiken.

Je koopt of verkoopt goederen of diensten met geld.

Je geeft met geld de waarde van producten aan.

Je geeft een deel van je inkomen niet uit om het later te gebruiken.

Opdracht #: Sleep de begrippen naar de juiste plaats.

...................

...................

...................

...................

...................

...................

chartaal geld

giraal geld

geldfuncties

ruilmiddel

rekenmiddel

spaarmiddel

Welke geldfunctie zie je hier?

1. indirecte ruil
2. ruilmiddel
3. rekenmiddel
4. spaarmiddel

Je oude saldo is €100. Je ontvangt €10 en betaalt €5,-. Wat is je nieuwe saldo?

Vraag 8: William heeft € 350 op een spaarrekening gezet. Het rentepercentage is 2,7%. Wat is het rentebedrag na 5 jaar?

1. € 9,45
2. € 9,59
3. 42,75
4. € 47,25

Een directe ruil is een ruil d.m.v. geld.

1. Juist
2. Onjuist

Thijmen heeft een verzekering afgesloten met een 'eigen risico'.
Wat is een 'eigen risico'?

1. Dat je niet weet wanneer er iets gebeurd
2. Dat je een eigen risico neemt
3. Dat deel moet je zelf betalen bij schade
4. Een deel van de schade wordt niet vergoed door de verzekeraar

Dit is een voorbeeld van geldfunctie

1. spaarmiddel
2. rekenmiddel
3. betaalmiddel
4. oppotmiddel

Bij de bank heb je een lening afgesloten. Je betaalt per maand € 73. De aflossing is dan?

1. Meer dan € 73
2. Precies € 73
3. Minder dan € 73
4. £ 37

Wat is aflossen?

1. Een manier om te kunnen werken
2. Je kunt er een huis mee huren
3. Bewaren van een deel van je inkomsten
4. Terugbetalen van geleend geld

Wat is een premie?

1. Het bedrag dat de verzekeraar betaalt aan de verzekerde.
2. Het bedrag dat de verzekerde betaalt aan de verzekeraar.
3. Een soort van salaris dat mensen ontvangen.
4. Het bedrag dat je moet betalen voor schade.

Hoeveel procent is € 48,- van € 768,-?

Je hebt €764,50 op je rekening staan. Je gaat een middag winkelen en koopt een broek van €64,95 en een trui van €18,50.
A)hoe hoog is je saldo aan het einde van de dag?
B) Hoeveel procent van je geld heb je nog over aan het eind van de dag?

Afgelopen jaren is het aantal afgesloten fietsverzekeringen gestegen. Geef twee verklaringen voor deze stijging.

Als ik spaar voor het geval dat mijn televisie kapot gaat, spaar ik ...

1. voor een doel
2. voor de rente
3. uit voorzorg

Een verzekering sluit je af bij een verzekeringsmaatschappij. Dat is de

1. Verzekeraar
2. Verzekerde

Directe ruil is:

1. geld tegen een product ruilen
2. een product tegen geld ruilen
3. geld tegen geld ruilen
4. een product tegen een product ruilen

Wat is geen reden om te sparen?

1. Sparen uit voor voorzorg
2. Sparen als rekenmiddel
3. Sparen voor rente
4. Sparen voor een doel

Wanneer je een verzekering afsluit betaal je als verzekeraar premie aan de verzekerde.

1. Onjuist
2. Juist

Wat is elektronisch betalen ?

1. Betalen via de computer
2. Betalen via de smartphone
3. Betalen met een bankbiljet
4. Betalen met je pinpas

Je hebt een rente van 2% en een spaarbedrag van 50 euro. Wat is je rentebedrag?

1. 0,50 euro
2. 1 euro
3. 2 euro
4. 0,25 euro

Huiswerk

Leren hoofdstuk 2. Advies: maak de herhalingsopgaven

Volgende les TOETS

Vergeet je rekenmachine niet!!