Les 3 spelling: aaneenschrijven, tussenklanken en koppelteken
ZRGVEPL419AK
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
ZRGVEPL419AK
Slide 1 - Tekstslide
* Kennismaken: Quiz lesson up
* Verwachtingen/doelen
* Volgende week
Programma:
- Instructie: Lesson Up
- Zelfstandig werken: opdrachten Studiemeter, deeltoets af
-Afsluiting: lesdoelen bespreken
Slide 2 - Tekstslide
Planning staat in Teams
Les gemist: maak de Lesson up
Slide 3 - Tekstslide
AF
Slide 4 - Tekstslide
Aaneenschrijven
en tussenklanken
Taalverzorging 3F - les 2
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les ken je de afspraken die horen bij het aaneenschrijven van 2 woorden
Je maakt gebruik van het koppelteken waar nodig
Je kunt deze regels toepassen in een opdracht
Slide 8 - Tekstslide
Afspraak 1: Samenstelling
Een woord dat uit twee of meer woorden bestaat.
Eén of meer zelfstandige naamwoorden = samenstelling
-> schrijf je aan elkaar zonder bijzonderheden
salaris + schaal= salarisschaal
mode + trend= modetrend
auto + monteur= automonteur
Modetrend (mode + trend)
Automonteur (auto + monteur)
Slide 9 - Tekstslide
Afspraak 2: Tussenklanken
Soms moet je tussenklanken gebruiken om een goede samenstelling te maken.
dorp + café = dorpscafé
fiets + maker = fietsenmaker
snot + bel = snottebel
Slide 10 - Tekstslide
Tussenklanken: -en en -s
Schrijf -en als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft:
pruim + jam= pruimenjam
prins + kroon = prinsenkroon
hond + weer = hondenweer
Schrijf een -s: beveiliging + personeel= beveiligingspersoneel
stad + feest= stadsfeest
Slide 11 - Tekstslide
Tussenklank: -e
Let op: schrijf je één 'e':
Als het eerste deel van het woord verwijst naar iemand of iets waar er maar één van is : zon + schijn = zonneschijn
Als het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is dat geen meervoud heeft: rijstepap, snottebel
Als het eerste deel van het woord in het meervoud -es krijgt: groenteschotel, aspergesoep
Slide 12 - Tekstslide
Tussenklank: -e
Let op bij de volgende zaken schrijf je één 'e':
Als het eerste deel van een werkwoord komt: spinnewiel, huilebalk, knarsetanden
Als het om een bijvoeglijk naamwoord gaat (dat door het eerste deel versterkt wordt): rodekool, beregoed, apetrots
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Samenstelling van:
maan + schijn
Slide 15 - Open vraag
Samenstelling van:
den + boom
Slide 16 - Open vraag
Samenstelling van:
beer + gezellig
A
berengezellig
B
beregezellig
Slide 17 - Quizvraag
Samenstelling van:
keus + vak
Slide 18 - Open vraag
Afspraak 3: koppelteken
De regel voor het aaneenschrijven van woorden is: samengestelde woorden schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar, zolang dat geen lees- of uitspraakproblemen met zich meebrengt.
Slide 19 - Tekstslide
0
Slide 20 - Video
Koppelteken: 1. voorvoegsel
Bij voorvoegsels als: Sint, ex, niet, non, oud, kandidaat, adjunct, assistent, collega, contra, links, vice, pro, co
ex-partner
oud-leerling
links-extremist
co-ouderschap (klinkerbotsing) copiloot
Slide 21 - Tekstslide
Koppelteken:
2. letter,cijfer,symbool
Bij letters:
O-benen, e-mail,
Bij cijfers:
80-jarige (vijfdollarbiljet)
Bij symbolen:
@-staartje
Slide 22 - Tekstslide
Koppelteken 3.overig
Bij windstreken:
Noord-Brabant, Midden-Oosten
Bij afkortingen:
CDA-leden, btw-percentage
Bij verbinding: de woorden horen bij elkaar en kunt niet de volgorde veranderen: