Meer of minder productie?

Meer of minder productie?
Hoofdstuk 6.4
15 mei 2024
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Meer of minder productie?
Hoofdstuk 6.4
15 mei 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling vorige les
  • Uitleg 6.4
  • Aan de slag met de opdrachten
  • Kahoot

Slide 2 - Tekstslide

Afschrijving
Wat betekent het begrip afschrijving?

Om pakketten te bezorgen koop je een bestelbus €17.800. De bus ga je vijf jaar gebruiken. Bij inruil kun je nog €3500 voor de bestelbus terugkrijgen. Bereken de waarde van de bestelbus na 2 jaar.

Marktaandeel
Het merk Fanta heeft in de maand januari in alle supermarkten een afzet van 375.000 stuks. Bereken het marktaandeel van supermarkt Lidl.

Waarom bereken we
het marktaandeel van
supermarkt Lidl?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de productiekosten verdelen in vaste en variabele   kosten
  • Je kunt uitleggen wat de productiecapaciteit in een bedrijf   bepaalt
  • Je kunt uitleggen hoe de arbeidsproductiviteit kan   toenemen

Slide 4 - Tekstslide

Productiekosten

Slide 5 - Tekstslide

Zijn afschrijvingskosten vaste of variabele kosten?
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten

Slide 6 - Quizvraag

Samen oefenen
Een tafelfabriek produceert 50.000 tafels per jaar. De vaste kosten zijn in totaal 600.000 euro. De variabele kosten zijn 25 euro per tafel. Wat is de kostprijs van 1 tafel?

Nu zelf!
Een tafelfabriek produceert een jaar later 60.000 tafels per jaar. De vaste kosten blijven hetzelfde. Wat zijn de vaste kosten per tafel?

Slide 7 - Tekstslide

Grenzen aan de productie
Productiecapaciteit
De productiecapaciteit wordt bepaald door:
  • het aantal medewerkers
  • het aantal uren dat zij werken
  • de hoeveelheid kapitaalgoederen (zoals machines)

Slide 8 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
De productie per persoon in een bepaalde tijd.
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • Nieuwe technologie: automatisering, betere machines
  • Scholing van het personeel
  • Betere arbeidsverdeling
  • Prestatieloon
  • Betere arbeidsomstandigheden 
Hogere arbeidsproductiviteit → lagere kostprijs per product??


Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?                                                            Paragraaf 6.4, blz. 172 t/m 174
                                                                      Opdracht 2 t/m 7
Hoe?                                                           Zelfstandig of in tweetallen
Hoelang de tijd?                                   Tot 12.20
Wat heb je nodig?                                Je werkboek
Klaar?                                                         Bladzijde 179,
                                                                      Opdracht 20 t/m 23

Slide 10 - Tekstslide