4.7.2: vragend voornaamwoord

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen en huiswerk check
Tijdens het stillezen, controleer ik het huiswerk van enkele leerlingen. Leg dus je werk open voor je op tafel bij opdracht opdracht 8, 9 en 10
Huiswerk niet gemaakt is voor de volgende les 1x overschrijven van de woordenlijst. 
2bk1
2bk4
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden leren
Je krijgt 3 minuten om de eerste 15 woorden van de woordenlijst te leren. Je doet dat in stilte. 

Dat kan op de volgende manieren:
- Dek de betekenis af en omschrijf het woord. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.
- Dek het woord af en benoem het woord bij de betekenis. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.
- Schrijf de woorden met betekenis over. 
- Maak zinnen met de woorden. 
- Eigen ideeën en manier om te leren mag ook. 


timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

woorden checken
Maak een contextzin met de volgende woorden: 

  1. De merkkleding
  2. Gedurende
  3. Fake
  4. Ontlopen
  5. Meespelen
  6. Bekostigen
  7. Het genre

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
In deze paragraaf leer je:
• de woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik/ voorkennis
Benoem de woordsoorten

Mijn 
broer
heeft 
gisteren
drie 
nieuwe 
schoenen
gekocht
De 
oudste
leerling
werkte
hard 
aan 
zijn 
project

Slide 7 - Tekstslide

Mijn broer heeft gisteren drie nieuwe
bzv.   zn.   hww.  bw          tw.        bn

 schoenen gekocht. 
      zn               zww

De oudste leerling werkte hard aan zijn
lw.     bn         zn          zww      bn    vz   bzv
 
project.
zn
Vragend voornaamwoord 



Let op!
Vraagwoorden als hoe, waarom, wanneer, hoeveel, waarmee enzovoort...
verwijzen niet naar personen of dingen! Dit zijn dan ook geen vragende voornaamwoorden!

Zelfstandig lezen van de leertekst op blz. 68





Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog even dit!
Vragende voornaamwoorden staan vaak aan het begin van een vraagzin. Maar soms ook niet.
Ze staan dan midden in een (samengestelde) zin. Je kunt er wel altijd een vraagzin van maken.
Het vragend voornaamwoord komt dan vooraan in de zin te staan.

Weet jij wie de bal heeft gegooid? ------------------------------- Wie heeft de bal gegooid?
Weet jij wat deze broek kost --------------------------------------Wat kost deze broek?
Kun jij me vertellen welke kleur je mooi vindt? -------------------Welke kleur vindt je mooi?
Weet jij wat voor een dag het is vandaag? -----------------------Wat voor een dag is het vandaag?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Hoofdstuk 4, §4.7 grammatica, opdracht 6, 7 en 8 maken en nakijken

timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting 
Maak twee zinnen met daarin een vragend voornaamwoord. 

Gebruik in iedere zin een ander vragend voornaamwoord. 


Zorg dat je de woordsoorten en de afkortingen kent (blz. 173 in je werkboek) 


Slide 11 - Tekstslide

ei/ ij
Huiswerk
Hoofdstuk 4, §4.8 spelling, opdracht 7 en 8 maken 
en nakijken

Leer de eerste 20 woorden van de woordenlijst!

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies