unit 2 lesson 1

Vertaal de volgende woorden in het nederlands: shop window, discount, bargain, queue, wallet
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
BasisschoolGroep 8

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vertaal de volgende woorden in het nederlands: shop window, discount, bargain, queue, wallet

Slide 1 - Open vraag

Vertaal de volgende woorden in het engels: bijna, klant, gratis, kassabon, dragen

Slide 2 - Open vraag

What do you know about shopping?

Slide 3 - Woordweb

Phrases to know

How much is it? It is....

How much are they? They are.....


something that is near, you say: THIS

Thing that are near, you say: THESE

Slide 4 - Tekstslide

How much is it?
A
They are 5 pounds
B
It is 5 pounds
C
These are 5 pounds
D
Is it 5 pounds

Slide 5 - Quizvraag

How much are they?
A
It is 10 pounds
B
this is 10 pounds
C
They are 10 pounds
D
is this 10 pounds

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal tight
A
licht
B
stropdas
C
los
D
strak

Slide 7 - Quizvraag

welke hoort er niet bij?
calm, angry, sad, weight
A
calm
B
angry
C
sad
D
weight

Slide 8 - Quizvraag

welke hoort er niet bij
receipt, refund, discount, bargain
A
receipt
B
refund
C
discount
D
bargain

Slide 9 - Quizvraag

Welke hoort er niet bij?
large, size, medium, small
A
large
B
size
C
medium
D
small

Slide 10 - Quizvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 11 - Woordweb

What to do next?



opdracht 1 op blz 32 voor volgende week.

Oefen het gesprek op blz 29.

Slide 12 - Tekstslide