Fictie - hv1a - start 12 sep 2024

Welkom hv1a!
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je boek, schrift en een pen klaar.



woensdag 18 september 2024
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv1a!
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je boek, schrift en een pen klaar.



woensdag 18 september 2024

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
Na deze les weten jullie wat fictie is en jullie weten wat realistische en fantasieverhalen zijn.
Je weet over over het kiezen van je leesboek

Planning van deze les
  • Leesautobiografie
  • Uitleg theorie Fictie §1, blz. 64 
  • Zelfstandig maken opdracht 1 op je laptop en nakijken.
  • Uitleg leeslijst en kiezen van je leesboek




Slide 2 - Tekstslide

Leesautobiografie
Een autobiografie is de beschrijving die iemand geeft van zijn of haar eigen levensloop. Jouw leesautobiografie gaat over jouw leesleven tot nu toe. Die ga je thuis maken. 

De opdracht staat in Teams. Ik laat het nu zien.


Slide 3 - Tekstslide

Fictie 
  • Komende weken gaan we werken aan Fictie in Nieuw Nederlands
  • We doen §1, §2 en §3 
  • We sluiten af met en SO over Fictie in week 4 - 
     donderdag 26 september

Slide 4 - Tekstslide

Wat is fictie?
Verhalen die de schrijver heeft verzonnen

Denk aan:
  • spannende verhalen
  • zielige verhalen
  • grappige verhalen

mooie verhalen


Slide 5 - Tekstslide

Waarom schrijft een schrijver deze verhalen? 
Doel van fictie: amuseren

Dat wil zeggen: de schrijver wil dat je zijn/haar verhaal met plezier leest. 
Je vindt het verhaal bijvoorbeeld spannend, grappig of zielig.

Slide 6 - Tekstslide

Door te lezen
  • kun je even wegdromen
  • word je aan het denken gezet
  • kun je je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn

Slide 7 - Tekstslide

Fantasieverhalen
Verhalen die in het echt niet kunnen gebeuren.

Voorbeelden van fantasieverhalen zijn:

  • sprookjes
  • magische verhalen
  • horrorverhalen
  • fantasy

Slide 8 - Tekstslide

Realistische verhalen
Verhalen die in het echt wel zouden kunnen gebeuren. 

Voorbeeld: Het leven volgens Pippa Leeuwenhart


Slide 9 - Tekstslide

Fictie bestaat dus uit:

  1. Fantasieverhalen
  2. Realistische verhalen


Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                 - Lezen tekst 1 en 2  Tekst 1 lees ik voor, tekst 2 lees je zelf.
                           - Maken opdracht 1 - blz. 64. Daarna samen bespreken.

Tijd?               15 minuten

Klaar?             Lees tekst 2 en maak vragen opdracht 2
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Volgende les - maandag 16 september
Huiswerk: 
maak opdracht 2 van §1 op je laptop (dit zet ik ook in Magister)
Ga op zoek naar een leesboek - uiterlijk 23 september mee

Volgende les gaan we verder met Fictie, §2 over personages. 

Slide 12 - Tekstslide

Je eigen leesboek kiezen
Van de boekenlijst kies je een boek uit die je leuk vindt. 
Je mag ook een ander boek kiezen, zolang het minimaal een C-boek is van leesniveau. Het boek neem je uiterlijk maandag 23 september mee.

Mediatheek - open van 08.30 tot 13.00 uur
Bibliotheek in jouw buurt. Gratis lid t/m 17 jaar. 

Slide 13 - Tekstslide

Welkom hv1a!
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je laptop, schrift en een pen klaar.
Laat je laptop nog dicht.



maandag 16 september 2024

Slide 14 - Tekstslide

Doel van deze les
Aan het einde van deze les: 
 - weet je wat personages en perspectief zijn
  - weet je wat inleven en meeleven zijn.

Planning
  • herhalen fictie  en doornemen huiswerk dat je voor vandaag hebt gemaakt
  • uitleg wat zijn personages en perspectief? 
  • maken opdrachten bij §2 Personages en perspectief

Slide 15 - Tekstslide

Wat weet je nog over fictie?

Slide 16 - Tekstslide

Nog even over §1 Fictie en non-fictie
Fictie: verhalen die de schrijver heeft verzonnen. 
Non-fictie: niets is verzonnen.

Doel: amuseren (vermaken), je beleeft plezier eraan.

Fantasieverhalen  - kunnen in het echt niet gebeuren, zoals sprookjes.

Realistische verhalen - zouden in het echt kunnen gebeuren.

Slide 17 - Tekstslide

Doornemen huiswerk
Huiswerk voor vandaag was:
  • maak opdracht 2 van §1 op je laptop 
  • ga op zoek naar een leesboek - uiterlijk 23 september mee.

We nemen het huiswerk door op de laptops. De antwoorden bespreken we samen.

Slide 18 - Tekstslide

§2 Personages en perspectief

Slide 19 - Tekstslide

Personages 
  • Personages: alle personen die een rol spelen in het verhaal.

  • Hoofdpersoon: belangrijkste personage,  over wie het het hele verhaal gaat. Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben.

  • Andere personages: bijfiguren

Slide 20 - Tekstslide

Perspectief
Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Het perspectief ligt dan bij de hoofdpersoon ligt. Je zit als lezer als het ware in zijn hoofd.

Verschillende soorten perspectief:
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven 
  • hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.
Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Je vindt het ene personage bijvoorbeeld irritant en het andere zielig. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven (of juist niet) of doordat je je in hen kunt inleven.
Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 21 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Inleven: je kunt je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of om mee te maken hij/zij meemaakt

Meeleven: je wilt graag dat het goed gaat met een personage in het boek. Bijvoorbeeld: dat hij beter wordt of dat zij niet meer wordt gepest.

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                Maak opdracht 1 - blz. 69 . Lees daarvoor tekst 1 en 2, blz 70                                    en 71 (Het leven volgens Pippa Leeuwenhart)
Hoe                  Maak de opdracht in je schrift. Werk in tweetallen

Tijd?               15 minuten

Klaar?             Maak opdracht 2, blz 69 in je schrift.
timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Terugblik
  • Je weet nu wat personages en perspectief zijn.
  • Je weet wat inleven en meeleven zijn.


Slide 24 - Tekstslide

Volgende les - woensdag 18 september
Huiswerk:
maak opdracht 2 en 3 van §2 Personages en perspectief
blz. 69 en 71.

Volgende les gaan we het hebben over §3 Smaak.

Slide 25 - Tekstslide

Welkom hv1a!
Telefoon in de telefoontas?
Ga dan lekker zitten en leg je boek, schrift en een pen klaar.




woensdag 18 september 2024

Slide 26 - Tekstslide

Doel van deze les
Je hebt vandaag een blokuur Nederlands. Aan het einde van dit blokuur: 
 - kun je je uitleggen wat genres zijn en wat je smaak is
 - weet je nog meer over personages, perspectief, inleven en meeleven.

Planning:
  • kort filmpje Mr. Bean over leesplezier.
  • herhalen personages en perspectief en doornemen huiswerk opdr 2.
  • uitleg over paragraaf 3 Smaak, maken opdrachten.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Fragment mr. Bean
- toonde het doel van fictie: amuseren. Man lachte hard om het verhaal. Hij beleefde plezier eraan.

- Mr. Bean stoorde zich aan het harde gelach, maar durfde of kon niets erover te zeggen. 

Slide 29 - Tekstslide

Terugkijken: §2 Personages en perspectief
Wat weet je nog over personages? En over perspectief?

Slide 30 - Tekstslide

Personages 
  • Personages: alle personen die een rol spelen in het verhaal.

  • Hoofdpersoon: belangrijkste personage, over wie het het hele verhaal gaat. 
    Een verhaal kan ook meerdere hoofdpersonen hebben.

  • Andere personages: bijfiguren

Slide 31 - Tekstslide

Perspectief
Van een hoofdpersoon weet je wat hij denkt en voelt. Het perspectief ligt dan bij de hoofdpersoon. Je zit als lezer als het ware in zijn hoofd.

Verschillende soorten perspectief:
  • ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven 
  • hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
  • wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.
Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Je vindt het ene personage bijvoorbeeld irritant en het andere zielig. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven (of juist niet) of doordat je je in hen kunt inleven.
Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 32 - Tekstslide

Doornemen huiswerk
Huiswerk voor vandaag was:
  • maak opdracht 2  en 3 van paragraaf 2 in je schrift.

Je hebt nu af: opdrachten 1, 2 en 3 van  paragraaf 2.

We nemen het huiswerk door in je schrift. De antwoorden bespreken we samen.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is jouw smaak?
Paragraaf 3 - Smaak
Van welke films houd jij?
Zo is het ook met boeken

Hoe leg je je smaak uit?



Slide 34 - Tekstslide

Onderwerp en genre
Als je steeds meer leest, kun je steeds beter aangeven wat jouw smaak is. Het hangt o.a. af van hoe is het is geschreven of je meer van realistische- of fantasieverhalen houdt. 

  • het onderwerp: geeft aan waar het boek over gaat.
      Bijv. dieren, voetbal, vriendschap.
  • het genre (spreek uit: zjan-re): het soort verhaal.  Bijv. humor, griezelverhaal, psychologisch verhaal.
  • Psychologische verhalen worden ook wel probleemboeken genoemd. Daarin worstelt de hoofdpersoon met een probleem. Hij is bijvoorbeeld ernstig ziek of zijn ouders gaan scheiden. 

Slide 35 - Tekstslide

In de bibliotheek geven pictogrammen het genre aan, bijvoorbeeld:

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?                Maak in je schrift opdrachten  1  en 3 - zie blz. 75 en 78 . 

Hoe                 Lees eerst de tekst die bij de opdracht hoort.
                         Bij maken opdrachten mag je zachtjes overleggen.

Tijd?               20 minuten

Klaar?            Lees teksten 3 en 4. 
timer
20:00

Slide 37 - Tekstslide

Terugblik
  • Je kunt nu genres herkennen
  • Je kunt je smaak uitleggen.




Slide 38 - Tekstslide

SO donderdag 26 september 
Volgende week donderdag krijg je een schriftelijke overhoring (SO) over de cursus Fictie, paragraaf 1,2 en 3. 

Je leert de theorie van de paragrafen 1, 2 en 3 en neemt de gemaakte opdrachten door. 
We gaan de lesstof volgende week een keer herhalen met een quiz.

Ook gaan we een oefentoets maken.

Slide 39 - Tekstslide

Volgende les - donderdag 19 september
Huiswerk:
  • Herinnering: morgen einde dag je leesautobiografie inleveren.
  • Heb je opdrachten 1 en 3 nog niet af? Dan is dat huiswerk voor morgen.

Volgende les gaan we het hebben over je leesboek en over een e-mail versturen.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide