Test van kennis BE

• Bedrijfseconomie
• MBO
• Studiejaar 1

Test van kennis BE

Wat wordt verstaan onder variabele kosten?

1. Kosten die alleen binnen bepaalde productiegrenzen toe- of afnemen.
2. Kosten die onmiddellijk toe- of afnemen als de productie toe- of afneemt.
3. Kosten die ontstaan bij het voortbrengen van een product.
4. Kosten die reageren op een sprongsgewijze uitbreiding van de capaciteit van de onderneming.

De variabele kosten zijn € 155 per product Beka.
In een bepaalde periode zijn 2.356 producten Beka afgezet.
Normaal worden 2.400 producten Beka afgezet.
De vaste kosten zijn € 80 per product.

Bereken de totale variabele kosten van de verkochte producten Beka.

1. € 188.480
2. € 192.000
3. € 365.180
4. € 372.000

Onder welke belasting vallen de volgende voorbeelden: invoerrechten en accijnzen?

1. Onroerendgoedbelasting
2. Motorrijtuigenbelasting
3. Milieubelasting
4. Kostprijsverhogende belasting

Wat is de levensduur van een duurzaam productiemiddel?

1. Hoe lang het duurzaam productiemiddel gebruikt kan worden.
2. Hoe lang het duurt voordat het duurzaam productiemiddel onderhoud nodig heeft.
3. Hoe vaak het duurzaam productiemiddel uitgeleend kan worden.
4. Hoe vaak het duurzaam productiemiddel gecontroleerd moet worden.

Uit welk overzicht kun je aflezen hoe snel de afnemers betalen?

1. Ouderdomsanalyse debiteuren
2. Overzicht kredietruimte debiteuren
3. Overzicht openstaande posten debiteuren
4. Saldilijst debiteuren

Een ondernemer heeft vijftig werknemers in dienst. De ondernemer is de enige eigenaar.

Wat is de ondernemingsvorm?

1. Eenmanszaak
2. Vennootschap onder firma
3. Commanditaire vennootschap
4. Maatschap

Welke belasting betaalt een besloten vennootschap (BV) over de winst?

1. Inkomstenbelasting
2. Winstbelasting
3. Omzetbelasting
4. Vennootschapsbelasting

Bij handelsonderneming de Wielewaal bv verzorgt de afdeling inkoop ook de magazijnfucntie van de ingekochte goederen. De accountant attendeert de direct op ongewenste vermenging.

1. Uitvoerende functie in combinatie met registrerende functie.
2. Beschikkende functie in combinatie met bewarende functie.
3. Uitvoerende functie in combinatie met controlerende functie.
4. Registrerende functie in combinatie met uitvoerende functie.

Wat is een bedrijf dat producten inkoopt om door te verkopen?

1. Productiebedrijf
2. Handelsbedrijf
3. Dienstverlenend bedrijf
4. Financiële instelling