Alles wat je uitgeeft aan producten, grondstoffen en ingrediënten die bestemd zijn voor de verkoop, reken je tot de inkoopkosten. Je noemt deze kosten ook wel de
foodcost.
In deze kosten zitten ook de producten of delen van producten die verloren gaan tijdens de bereiding, zoals de boter waarin de varkenshaas gebakken wordt. Naast boters zijn frituurolie, kruiden en koolzuur voor bier voorbeelden van grondstoffen die je niet kunt toeschrijven aan slechts één product. Ook de kosten die je gemaakt hebt voor een product dat je niet meer gebruikt, omdat het bijvoorbeeld bedorven of op de grond gevallen is, horen bij de inkoopkosten. Tot slot zijn er kosten waar geen omzet tegenover staat, zoals personeelsmaaltijden. Ze worden wel tot de inkoopkosten gerekend, omdat ze indirect nodig zijn om omzet te kunnen genereren.