Grammatica - onderwerp

Persoonsvorm en 
onderwerp
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm en 
onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm en onderwerp?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
Zin vragend maken.
De tijd veranderen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?
Nooit een vragend voornaamwoord (hoe, waar, waarom etc.)!!

Slide 4 - Tekstslide

Wijs de pv aan:
Santiago is verliefd op Zoë.

Slide 5 - Open vraag

Santiago was verliefd op Zoë. (verleden tijd)
Is verliefd op Zoë? (vragende zin)

Slide 6 - Tekstslide

Onderwerp
Wat is een onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Santiago is verliefd op Zoë.
Zoek eerst de persoonsvorm
Vraag wie (of wat) + persoonsvorm
Antwoord is het onderwerp

Slide 10 - Tekstslide

Santiago is verliefd op Zoë.
Wie is?
Santiago

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het gezegde?
Alle werkwoorden uit een zin.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het gezegde:
Bij die supermarkt heb ik korte tijd gewerkt.
Sanne belde me gisteren op.
Vorig jaar werd dat festival georganiseerd door H Henk.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp:
Op een dag verhuizen wij naar de Veluwe.

Slide 14 - Open vraag

Op een dag verhuizen wij naar de Veluwe.
verhuizen 
wie verhuizen?

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan
Voorbeeld: Mijn ouders en ik gaan naar school

Slide 16 - Tekstslide

Zoek het onderwerp:
Dat is per ongeluk gegaan.

Slide 17 - Open vraag

maak opdrachten:
Taalverzorging - 1.2 zinsdelen opdrachten 1 tot en met 5 


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Let op: 13 april: grammatica – TOETS

Slide 20 - Tekstslide