Unit 1, lesson 2 LRN

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today
  1. StudyGo
  2. Rewind
  3. Homework check
  4. Words lesson 2
  5. Grammar: uitleg
  6. (Home)work
  7. Looking back

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide


Aan het einde van deze les..

  1. ..weet je hoe en wanneer je much & many moet gebruiken
  2. .. weet je wanneer je  a  óf an  moet gebruiken
  3. .. heb je kennis gemaakt met de words van lesson 2

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Past simple:
Wanneer gebruik je de past simple?

Slide 6 - Open vraag

Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden van een bepaling van verleden tijd op.

Slide 7 - Woordweb

Maak deze zin ontkennend (-):
She flew to the US three years ago.

Slide 8 - Open vraag

Maak deze zin vragend (?):
They talked for hours yesterday.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het verschil tussen de werkwoorden 'flew' en 'talked'?
(Behalve de betekenis.. that's obvious)

Slide 10 - Open vraag

Schrijf op wat je nog weet over 'who' en 'which'.

Slide 11 - Woordweb

3. Homework check

Homework was:
  • Exc. 9, 10 (p.13/14)
  • Unit 1, lesson 1: practise more (online)

Please, open your book,
p. 13

Check together:
exc. 9/10

Slide 12 - Tekstslide

Grammar:
uitleg
Uitleg:
1. much / many
2. a / an
Please, take out your notebook.

Slide 13 - Tekstslide

  • Wat betekenen much &  many?
  • Hoe weet je dan welke je moet gebruiken?
  • --> Hiervoor kijk je naar het zelfstandig naamwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Neem over in je schrift:
much 
  • znw = ontelbaar --> je kunt het niet in mv zetten (begrippen, vloeistoffen, stofjes)

  • much sugar
  • much time
  • much homework
  • much coffee


Slide 15 - Tekstslide

Neem over in je schrift:
  • many 
  • znw= telbaar --> je kunt het in het meervoud zetten, of het ís al mv.

  • many children
  • many birds
  • many subjects
  • many stories

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn  lidwoorden?

  • Neem over:
  • Lidwoorden zijn woorden die je vóór het zelfstandig naamwoord zet.
  • NL: de, het en een
  • EN: a en an

  • a pizza
  • a mobile
  • a game
  • a Euro
  • an apple
  • an iPhone
  • an example
  • an hour

  • Hoe komt het, denk je, dat je voor sommige woorden 'a' als lidwoord moet gebruiken en voor andere woorden 'an'? 

Slide 17 - Tekstslide

LUISTER nog eens goed!

  • a pizza
  • a mobile
  • a game
  • a Euro

  • an apple
  • an iPhone
  • an example
  • an hour
Welke letter hoor je aan het begin?

Neem over:
Als de uitspraak begint met een klinker (a, e, o, u, i) dan gebruik je AN.
Als de uitspraak begint met een andere letter (medeklinker) dan gebruik je A

Slide 18 - Tekstslide

lesson 2
Please, open your book: p.157

Slide 19 - Tekstslide

5. (Home)work


Tuesday, September 3rd:
Maken:
  • Exc. 15 t/m 23 (p.19 t/m p.24)

Leren
  • words lesson 1 & 2 (p.157)
  • phrases lesson 2 (p.159)

  • Voor jezelf
  • In stilte
  • Tijd tot afsluiting van de les.
  • Muziek mag
  • Klaar? Dan leren via StudyGo (linkje in Classroom)

Slide 20 - Tekstslide

Looking back:
Dit waren 2 van de doelen voor deze les:
1. Je weet hoe en wanneer je much & many moet gebruiken
2. Je weet wanneer je a óf an moet gebruiken
Hoe goed is dat voor jou gelukt en waarom?

Slide 21 - Open vraag