In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Afspraken
Als je iets wilt zeggen, steek je je hand op
Je luistert en bent dus stil
Je werkt mee
Je schrijft mee in je schrift/werkboek/Chromebook
Je kletst niet met je klasgenoten en reageert niet op/naar anderen
Je gebruikt je Chromebook alleen als het nodig is
Je maakt je huiswerk, of je ouders worden geïnformeerd
Slide 2 - Tekstslide
06 September 2024
Slide 3 - Tekstslide
Today
StudyGo
Rewind
Homework check / PracticeMore
Words lesson 2 / StudyGo
Grammar - uitleg
(Home)work
Looking back
Slide 4 - Tekstslide
Aan het einde van deze les..
..heb je grammar Unit 1 herhaald
..weet je hoe en wanneer je much & many moet gebruiken
.. heb je kennis gemaakt met de Words 1. 2
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer gebruik je de Past Simple?
Slide 7 - Open vraag
Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden van een bepaling van verleden tijd op.
Slide 8 - Woordweb
Wat is het verschil tussen de werkwoorden 'flew' en 'talked'? (Behalve de betekenis.. that's obvious)
Slide 9 - Open vraag
Maak deze zin ontkennend (-):
She flew to the US three years ago.
Slide 10 - Open vraag
Maak deze zin vragend (?):
They talked for hours yesterday.
Slide 11 - Open vraag
Neem over in je schrift:
Wanneer?
Als er iets in de verleden tijd gebeurd is. Er staat een bepaling van verleden tijd in de zin.
Hoe?
Regelmatig werkwoord: +(e)d
Onregelmatig werkwoord: rijtje 2, page 174/175
The Past Simple
Slide 12 - Tekstslide
LADY (afkorting van de 4 soorten signaalwoorden) + W
Last (last year, last summer)
Ago (a year ago, two days ago)
Date (een datum)
Yesterday
When ..?
LADY stands for...
Last
Ago
Date
Yesterday
Slide 13 - Tekstslide
Who/Which
Slide 14 - Tekstslide
Schrijf op wat je nog weet over 'who' en 'which'.
Slide 15 - Woordweb
This is the book ............ I told you about.
A
who
B
which
Slide 16 - Quizvraag
These shoes ......expensive were are from Off-White.
A
who
B
which
Slide 17 - Quizvraag
Homework check
Practise more: Unit 1, lesson 1
--> Online
Slide 18 - Tekstslide
DSQ8798D
Unit 1 - Lesson 1 (Chromebook)
PractiseMore
Inloggen:
DSQ8798D
Slide 19 - Tekstslide
edition.thiememeulenhoff.nl
Slide 20 - Link
Words 2.1, page 157
Please, open your book: p.157
Slide 21 - Tekstslide
Words
Units 1 Lesson 2, page 157
StudyGo
timer
7:00
Slide 22 - Tekstslide
Grammar:
uitleg
Uitleg:
1. much / many
Please, take out your notebook.
Slide 23 - Tekstslide
Much
Many
Slide 24 - Tekstslide
Much & Many
Wat betekenen much & many?
Hoe weet je dan welke je moet gebruiken?
--> Hiervoor kijk je naar het zelfstandig naamwoord.
Slide 25 - Tekstslide
Neem over in je schrift:
much
znw = ontelbaar --> je kunt het niet in mv zetten (begrippen, vloeistoffen, stofjes)
muchsugar
muchtime
muchhomework
muchcoffee
Slide 26 - Tekstslide
Neem over in je schrift:
many
znw= telbaar --> je kunt het in het meervoud zetten, of het ís al mv.
manychildren
manybirds
manysubjects
manystories
Slide 27 - Tekstslide
Wat zijn lidwoorden?
Neem over:
Lidwoorden zijn woorden die je vóór het zelfstandig naamwoord zet.
NL: de, het en een
EN: a en an
a pizza
a mobile
a game
a Euro (uitz.)
an apple
an iPhone
an example
an hour
Hoe komt het, denk je, dat je voor sommige woorden 'a' als lidwoord moet gebruiken en voor andere woorden 'an'?
Slide 28 - Tekstslide
LUISTER nog eens goed!
a pizza
a mobile
a game
a Euro (uitz.)
an apple
an iPhone
an example
an hour (uitz.)
Welke letter hoor je aan het begin?
Neem over:
Als de uitspraak begint met een klinker (a, e, o, u, i) dan gebruik je AN.
Als de uitspraak begint met een andere letter (medeklinker) dan gebruik je A
Slide 29 - Tekstslide
Unit 1 - Lesson 2
Do:
Exc.18/19/20/21, page 21-23
Slide 30 - Tekstslide
Monday, September 9
Unit 1 Lesson 1+2
Study: Words lesson 1+2 (page 157)
Do: Exc.18/19/20/21, page 21-23 +
Unit 1 - Lesson 1 (Chromebook) PractiseMore
Slide 31 - Tekstslide
Looking back: Dit waren 3 van de doelen voor deze les: 1...heb je grammar Unit 1 herhaald 2...weet je hoe en wanneer je much & many moet gebruiken 3...heb je kennis gemaakt met de words van lesson 2 Hoe goed is dat voor jou gelukt en waarom?