Week 14 - personages (vmbo-tl)

Les 22
Leerdoelen
R: Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
T1: Ik kan in een verhaal herkennen welke personages typen of karakters zijn.
T2: Ik kan de kenmerken van een type of van een karakter in een bepaald verhaal beschrijven.
I: Ik kan uitleggen waarom een personage meer een type of een karakter is.

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Les 22
Leerdoelen
R: Ik weet wat een personage is en wat de kenmerken van typen en karakters zijn.
T1: Ik kan in een verhaal herkennen welke personages typen of karakters zijn.
T2: Ik kan de kenmerken van een type of van een karakter in een bepaald verhaal beschrijven.
I: Ik kan uitleggen waarom een personage meer een type of een karakter is.

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met één van de woorden uit de afbeelding hiernaast.

Slide 2 - Open vraag

Maak een zin met één van de woorden uit de afbeelding hiernaast.(Tip: Klik op de afbeelding.)

Slide 3 - Open vraag

Theorie
Typen: 
Personage dat snel herkenbaar is (bijvoorbeeld: schurk of held) en versimpeld of overdreven is uitgebeeld. 

Slide 4 - Tekstslide

Theorie 
Karakters:
- Echte mensen zijn nooit alleen maar óf slecht 'óf goed.
- Veelzijdig 
- Ontwikkeling doormaken door ervaringen in het leven 

(Afb: Katniss Everdeen >)
 

Slide 5 - Tekstslide

Theorie
Uiterlijk: 
- Wat je aan de buitenkant kunt zien 

Innerlijk:
- alle gedachten en gevoelens van een personage
- geeft 'kleur' aan personage

Slide 6 - Tekstslide

Reflecteren
Maak een checklist waarmee je kunt bepalen of een personage een type of een karakter is. Bedenk minimaal drie eisen waaraan een personage moet voldoen om een karakter te zijn.
(Tip: gebruik de theorie uit les 22 in Kern.)

Slide 7 - Tekstslide

Type:
- ...... 
- ......

Karakter:
- ......
- ......

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
- Maak van les 22 opdracht  2 t/m 6. 7, 8, 9, en 14 (normale route) 

OF 

10, 11, 12 en 13 (uitdagende route).

Slide 9 - Tekstslide

Toepassen (deel 1/3)
Je gaat de theorie toepassen op je boek aan de hand van een aantal vragen (zie volgende dia's).

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf 2 uiterlijke kenmerken van het hoofdpersonage in jouw boek.

Slide 11 - Open vraag

Beschrijf het innerlijk van het hoofdpersonage in jouw boek met behulp van opdracht 14 in je boek (Kern). Welk ontwikkeling maakt dit personage door?

Slide 12 - Open vraag

Kies nog twee van de onderstaande vragen en werk die ook uit.
- Vond je de personages in het verhaal geloofwaardig en goed beschreven?
- Kon je je goed inleven in de hoofdpersoon?
- Herkende je bepaalde gedachten, emoties of gedrag?
- Vond je bepaalde personen sympathiek of minder sympathiek?

Slide 13 - Open vraag