WK 44 - spelling

VH3 - Nederlands
Week 44 - les 1
Spelling
timer
10:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH3 - Nederlands
Week 44 - les 1
Spelling
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda vandaag
  • Leerdoelen
  • Trema, apostrof, accenten en cedille
  • Met of zonder n?
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een trema is en wanneer ik deze moet gebruiken.
  • Ik weet welke accenten er zijn en wanneer deze te gebruiken.
  • Ik weet wat en cedille is en wanneer ik dit moet gebruiken.
  • Ik ken de regels voor de -n bij telwoorden en kan deze toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Trema
  • Om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: beïnvloeden, Indiër, reeën, variëren; er is dus geen trema nodig in: beantwoord, deodorant, ontdooiing;
  • In sommige leenwoorden: fröbelen, kür, patiënt.
Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: auto-eigenaar, bio-economie, maffia-achtig.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Apostrof
  • om uitspraakproblemen te voorkomen als je een \-s schrijft achter woorden die eindigen op de enkele klinkers a, i, o, u en y: buggy’s, Emma’s boek, ski’s;
  • er is dus geen apostrof nodig in: Lines tas, loverboys, niveaus;
  • als weglatingsteken: Hans’ gitaar, ’s-Hertogenbosch, ’s morgens;
  • in afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, sms’je, wc’s;
  • in verkleinwoorden op \-y voorafgegaan door een medeklinker: pony’tje (maar: spraytje).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Accenten
  • accent aigu accenten: accent aigu: café, passé;
  • accent grave accenten: accent grave: caissière, fin de siècle;
  • accent circonflexe accenten: accent circonflexe: gemêleerd, moment suprême.

Veel minder vaak komen ze voor op andere letters:
– twee à drie schepjes, maître

Slide 8 - Tekstslide

Accenten 
Het accent aigu wordt ook gebruikt om een woord(deel) te benadrukken. Het staat dan op alle klinkers van de lettergreep, behalve als het om drie opeenvolgende klinkers gaat: dan krijgen alleen de eerste twee klinkers een klemtoonteken (móói, ééuw).
– Een ongeluk moet je zien te voorkómen.
– Sander heeft geen twéé fietsen, maar drie!
Maar: Kan een van jullie de boodschappen doen? Je kunt een hier alleen maar uitspreken als het cijfer 1 en daarom zijn accenten hier niet nodig.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Met of zonder -n
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige worden zelfstandig gebruikt als je erachter geen zelfstandig naamwoord uit de zin of de zin ervoor kunt invullen. Deze zelfstandig gebruikte telwoorden telwoorden schrijf je met n als ze personen aanduiden:
Allen kregen een oproep voor de griepprik, maar sommigen zijn niet komen opdagen.
Enkelen waren vergeten hun toegangsbewijs mee te nemen.

Slide 11 - Tekstslide

Met of zonder -n
Als telwoorden niet-zelfstandig (maar bijvoeglijk) gebruikt worden of geen personen aanduiden, schrijf je ze zonder n:
Tegenwoordig beschikken bijna alle leerlingen over een eigen mobiel. (niet-zelfstandig)
Enkele van de gevonden kastanjes werden gebruikt voor een herfststuk. (geen personen)

Slide 12 - Tekstslide

Met of zonder -n
Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben altijd een n.

Slide 13 - Tekstslide

Met of zonder -n
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden, eindigen in het enkelvoud op een -e en krijgen in het meervoud een n:
  • Als jongere kun je eenzame ouderen helpen door hen op te zoeken.
  • Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die zaken (dingen) aanduiden, eindigen meestal op een e, maar niet als het gaat om stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden die al op en eindigen:
  • De moeder van Iris spaart theelepeltjes: ze heeft daarvan heel mooie: meer dan dertig zilveren en enkele kostbare gouden.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

Leerdoelen
  • Ik weet wat een trema is en wanneer ik deze moet gebruiken.
  • Ik weet welke accenten er zijn en wanneer deze te gebruiken.
  • Ik weet wat en cedille is en wanneer ik dit moet gebruiken.
  • Ik ken de regels voor de -n bij telwoorden en kan deze toepassen.

Slide 17 - Tekstslide

De laatste vragen

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
Bedankt voor jullie aandacht vandaag

Slide 19 - Tekstslide