persoonsvorm tegenwoordige tijd
1 / 11
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in de zin?
De boerenkool ......in de pan.
(belanden)
De boerenkool ......in de pan.
(belanden)
A
de boerenkool
B
de pan
Slide 7 - Quizvraag
Kies het juiste werkwoord:
De boerenkool ................in de pan.
belanden
De boerenkool ................in de pan.
belanden
Slide 8 - Open vraag
Kies het juiste werkwoord:
Ik ............. dat het eten zo klaar is.
(vermoeden)
Ik ............. dat het eten zo klaar is.
(vermoeden)
Slide 9 - Open vraag
Kies het juiste werkwoord:
Maar dan ..............ik mijn hand aan de hete pan. (verbranden)
Maar dan ..............ik mijn hand aan de hete pan. (verbranden)
Slide 10 - Open vraag
Wanneer schrijf ik stam + t
